vrijdag 25 april 2014

Nadat ik maandag de pagoda verlaten heb, in het centrum van Hue ander voedsel kon nuttigen en terug kon slapen in mijn kamer met airco, verdween vrijwel onmiddellijk de hevig jeukende huiduitslag. Daar ik binnenkort graag wil terugkeren naar het klooster zit ik nu wel met een redelijk vervelend probleem. Ik kan best leven met een dagelijks vegetarisch menu, -kon dat zelfs relatief goed volhouden destijds in mijn thuisland-, maar de vervelende neveneffecten van de kloosterkeuken vragen naar een creatieve oplossing. Enkel weet ik niet hoe mij in die buurt te bevoorraden van gevarieerd fruit, andere groenten, yoghurt en dies meer. Er is slechts een piepklein winkeltje binnen loopafstand en daar verkoopt men deze zaken niet. Bovendien is de ventilator in mijn kloosterkamer niet in staat de broeierige hitte te verdrijven. De enig mogelijke oplossing die ik momenteel kan bedenken is gewoonweg de ongemakken te leren verdragen. Ik kan me daarbij levendig voorstellen hoe moeilijk het destijds moet geweest zijn voor Siddhartha en zijn leerlingen om te overleven onder de blote hemel van de Noord-Indische wouden.

Maar ik ben uiteraard geen Arahant, mogelijk tot zeer waarschijnlijk zelfs nog geen Sotapanna (streamenterer). Daarvoor is de af te leggen weg nog te lang. Tot nader orde durf ik me enkel maar een Uppasakha (lekenboeddhist) noemen. Zelfs eentje met nog altijd behoorlijk veel kilesa's (onzuiverheden) in gedachten, woorden en daden. Want zo ontstaan de meeste vormen van het menselijke 'lijden aan het leven': 1)door onwetendheid over of verdraaide inzichten in de werkelijke aard van het waarneembaar universum ( The 4 distortions of reality: de immer veranderlijke natuur der dingen als vast, onbeweeglijk of permanent zien, het niet-in-zichzelf-bestaan van alles verwarren met een imaginair en afgescheiden zelf, het lijden van zichzelf en anderen niet waarnemen omdat men enkel het eigen geluk nastreeft en het niet zo mooie als mooi zien omdat men niet verder kan kijken dan naar het uiterlijke, de verpakking of het flinterdun laagje verblindende vernis.), 2) door onze nimmer aflatende begeerte, het voortdurend op zoek gaan naar en vasthaken aan de objecten van die begeerte, 3) door onze aversie, kwaadheid en irritatie die ons telkens opnieuw in botsing brengen met de anderen en die ons beletten een onwankelbare tevredenheid en evenwicht te ervaren in ons hart.

Al voel ik ergens diep in mezelf, -of zo je het intuitief wil noemen-, dat dit alles wezenlijk klopt, strookt met wat ik als werkelijk ervaar en bovendien verstandelijk als zijnde pragmatisch en rationeel beschouw, blijven al die door de tijd heen opgebouwde conditioneringen me parten spelen. Ik zou dit willen vergelijken met een kostbaar kleinood dat men ter bescherming in onooglijk veel krantenpapier heeft gewikkeld. Je moet eerst door die enorme troep waardeloos papier vooraleer je uiteindelijk vindt waar het echt om gaat. Indien je jezelf echter blijft blindstaren op de glinsterend verpakte doos, ontgaat je de diep verborgen schat. Ik vermoed dat ik dat nu al wel doorheb maar nog altijd bezig ben met het uitpakken en verwijderen van het krantenpapier (die massa's verwarrende informaties die men dagelijks over ons uitspreidt met de vermelding dat het publiek recht heeft op 'geinformeerd te zijn'). Bijgevolg zit ik nog altijd te puzzelen met al die proppen afval om me heen.

Maar toch, met dank aan de dikwijls waardevolle teksten van Herman Van Veen: "We zullen doorgaan!" Van deze Nederlandse kleinkunstenaar onthoud ik ook de volgende wijze woorden: " Al wat ik heb, heb ik van een ander. Al wat ik ben, ben ik voor een ander." Dat vind ik er pal bovenop, al weet ik niet meteen of hij zijn teksten zelf schreef.

Toch ook nog even dit: Thuong (mijn 'kotbazin') gaf me onlangs de mooi vormgegeven brochure cadeau met het volledige programma van het afgelopen cultuurfestival in Hue. Blijkbaar deelden 36 landen, naast gastland Vietnam, in het thema: 'Cultureel patrimonium met integratie en ontwikkeling'. Groot was mijn verbazing (en ingetogen fierheid) toen ik Belgie als eerste land vermeld zag in het rijtje van deelnemers (natuurlijk omwille van de alfabetische rangorde, maar toch...). Bijgevolg opent deze smaakvolle publicatie, waarin elke vertegenwoordiging voorgesteld wordt met mooie kleurfoto's en voorzien van tekst en uitleg in 3 talen (Vietnamees, Engels en Frans), met 'De steltenlopers van Merchtem (een bijzonder gesmaakt straatoptreden) en een concert van de Brusselse muzikant en 'Enfant Terrible' Benjamin Schoos. Daardoor werd Belgie, als enig land naast Frankrijk, Japan, Rusland en Korea, vertegenwoordigd met meer dan 1 voorstelling.
Voor zover ik dat persoonlijk ervaar 'klikt' het goed tussen Vietnamezen en Belgen. We delen een verleden van buitenlandse overheersingen en dat maakt een volk niet enkel sterker maar ook rijker in de bescherming en kruisbestuiving van zijn cultureel erfgoed.

Nu ik er begin aan te twijfelen of het wel Herman Van Veen was die "We zullen doorgaan" heeft gezongen, daagt het mij dat dit waarschijnlijk Ramses Shafy moet geweest zijn. In tegenstelling tot de Vlaamse kleinkunst van weleer, met zijn vrij povere teksten, vond ik de liedjes van Bram Vermeulen, Boudewijn de Groot, Herman Van Veen, Ramses Shafy en vele anderen wiens naam ik vergeten ben, grote kunst. Het lied waarin Boudewijn de Groot zingt over zijn spullen die langzamerhand over vele Europese steden verspreid zijn geraakt, begint voor mij een soortgelijke realiteit te krijgen. Al is dit dan op een andere schaal, onlangs liet ik nogal wat (kleine) zaken achter in UdonThani en Vientiane, momenteel bewaren Chua Quy Thien en Minh Tam guesthouse zelfs grotere stukken van mijn bagage. Het leven van een bohemien artiest en dat van een thuisloos boeddhistisch reiziger kan soms raakvlakken vertonen. Niets staat op zichzelf.            

zondag 20 april 2014

Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Stille Zaterdag, Pasen, Beloken Pasen...
Tot zover ben ik nog mee met de kerkelijke gebeurtenissen omstreeks deze tijd van het jaar. Als kind vond ik Stille Zaterdag het aangenaamst: gegarandeerd geen school en opgetogen over de feestelijkheden van de volgende dag.
Deze zaterdag breng ik vandaag door in een stil Vietnamees zenklooster. Gisteren heb ik besloten dat het wijzer is mijn fysiek probleem nog even te verbijten. Om de zaken niet nodeloos ingewikkeld te maken zal ik slechts maandag terug naar mijn guesthouse in het centrum vertrekken.

Het stille leven in een zenklooster. Daarmee bedoel ik niet uitsluitend de afwezigheid van geluiden. Volgens wat ik daarover in het verleden gelezen heb zou het in de Japanse zenkloosters nog heel wat stiller zijn want daar wordt amper gesproken. Zo muisstil is het in Chua Quy Thien nu ook weer niet. Vietnamezen zijn niet meteen bekend als een stil volk. Daarbovenop wordt de meerderheid in de Sangha uitgemaakt door jonge mensen (wat bij uitbreiding ook het geval is voor geheel Vietnam) en je kan bezwaarlijk verwachten dat die de hele dag rustig op een stoeltje zitten zwijgen. We dienen het stille leven echter anders te interpreteren. Stil in de betekenis van geen verwachtingen stellend, niet voortdurend naar opwinding of entertainment op zoek zijn. Aanvaarden dat 'is wat is' en dat de hoogste spirituele waarden ook te vinden zijn in de simpele dagdagelijkse gebeurtenissen en handelingen. "Een dag zonder werken is een dag zonder eten." Dit is een bekende zen-uitspraak die mogelijk wat te radicaal overkomt maar toch enige betekenis van waarde inhoudt. Wanneer we de dagelijkse handelingen met volle aandacht (mindful) uitoefenen, kunnen we daarin de Dharma of alleszins het wonderlijke leven ontdekken. Geen oeverloos rondhossen als kippen zonder kop, geen ratrace, geen tijd-is-geld-onzin, geen vakantiestress...Maar Gautama Siddhartha wilde de mensen evenmin aanzetten tot zinloos luieren, dagdromen in het verleden of de toekomst of welke vorm van apathie of lethargie dan ook.
De hoofdreden waarom we in een boeddhistisch klooster op de begane vloer of een houten bank slapen is het vermijden van over-slapen. Tezamen met over-eten, wat een mens slaperig en lui maakt, bezoedelt dit de 'mind'.

Ik heb gisteren een nieuw kleurportret afgewerkt. Nga, een oudere vriendin van Phuoc die enkele avonden per week komt badminton spelen, had me dit gevraagd.
Ik ben tevreden met het resultaat maar dat heeft wel drie dagen van vele, intensief geconcentreerde werkuren gevraagd. De foto die Nga me gegeven had is klein en erg vaag en bovendien is Nga erop gekleed in een Japanse kimono met ingewikkeld design. Ik gebruik vette waterverf-kleurpotloden (licht wegend in de bagage) als vervangmiddel voor verf of pastelkrijt maar dat vraagt vele kleurlagen boven elkaar. Niet voor het eerst in mijn leven ervaar ik dat mensen deze artistieke bezigheid niet als 'werken' beschouwen, eerder als een soort leuke hobby. Vooral in Vietnam, waar je tekenpapier (van bedenkelijke kwaliteit) moet zoeken op de kinderafdeling van de boekenzaken, vindt men dit een amusant tijdverdrijf maar (h)erkent men niet meteen de artistieke waarde ervan. Onmiddellijk neemt men je tekening in de handen, stevig kreukels makend in het papier. Maar eerlijkheidshalve moet ik wel zeggen dat men het resultaat mooi vindt.

Tot hiertoe heb ik gedurende mijn vierjarige rondreis nooit geld gevraagd voor een tekening of kalligrafisch werk. Ik ben op vele verzoeken ingegaan en heb behoorlijk wat zaken weggegeven. Wanneer het onderwerp gerelateerd is met de Dharma of de Boeddha's leringen, wil ik zeker nooit geld vragen. Tweemaal heb ik een bescheiden donatie gekregen. Maar vandaag besluit ik geen portretten meer te maken zonder bezoldiging. Daarbij zal ik een vergoeding vragen in verhouding tot het financieel vermogen van de opdrachtgever. Dit geld wil ik niet voor mezelf houden maar doorgeven aan wie het nodig heeft. Zo kunnen de rijkere mensen de armere lotgenoten helpen en moet ik niet alles van mijn bescheiden pensioen afromen. Op deze wijze zal men ook meer respect betonen voor mijn 'werk' en de achterzijde van het tekenblad niet gebruiken om er snel een nota als geheugensteuntje op te krabbelen (enige tijd geleden meegemaakt in Vietnam).

Vandaag heb ik op vraag van de novicen opnieuw enkele grote penseeltekeningen in zwarte inkt gemaakt van Dat Ma, een bekende maar vervaarlijk uitziende meditatieleraar uit de Chinees-boeddhistische geschiedenis. Deze imposante figuur met ruige zwarte baard en indrukwekkende neus (men ziet enige gelijkenis met mijn reukorgaan, ik eerder met Rodin's beeld van Balzac) spreekt tot de verbeelding van de jonge mannen.

Dit ter verduidelijking dat ik naast het schoonvegen van de tuin, het dagelijks uitwassen van mijn spullen, het lezen, studeren en mediteren, me ook nog menige uren bezighoud met wat ik als mijn werk beschouw. Alles in stilte.
In de zeer nabije toekomst moet daar bij voorkeur ook dagelijks een uur yoga-beoefening bijkomen. De les die Phuoc me deze ochtend tussen 6.30 en 7.30 kwam geven maakte duidelijk hoe stijf mijn ledematen en gewrichten zijn geworden.
,
Aan mijn stille zenleven in Chua Quy Thien komt dus nu maandag een voorlopig einde. Ik ga proberen, vooral via ander voedsel, mijn huidprobleem grondig aan te pakken en wil ook graag een week naar Dong Hoi om LeAnna het beloofde bezoek te brengen. Hopelijk is deze plek, zoals men beweert, minder toeristisch. Ik ben daar lang geleden al eens een dag geweest met Tien, mijn easy-rider vriend. We verbleven er te korte tijd om mij een duidelijk beeld te kunnen vormen over de plaats.
In Chua Quy Thien ben ik later terug welkom. Dat wil ik graag overwegen maar dan zal ik toch een oplossing moeten bedenken om mijn voedselprobleem te omzeilen. Alleszins wil ik graag terug in de pagoda zijn om Vaisak te vieren. Dit jaarlijks grootste boeddhistische feest, op de eerste volle maan van de maand Mei, herdenkt de geboorte, verlichting en het heengaan (parinirvana) van Sakyamuni. Er is momenteel al veel voorbereidende bedrijvigheid gaande in het klooster. Als mijn inlichting juist is zou Vaisak dit jaar op 14/5 vallen. Dat komt goed uit want ik plan een tweetal weken weg te blijven.

Ter afronding van dit artikel wil ik niet vergeten toch iets over het groots opgezette cultuurfestival in Hue te schrijven. In het klooster staat er een televisie in de eetzaal. Deze wordt meestal enkel aangezet 's avonds door de kookmoeder. Maar de voorbije dagen keken de novicen en ik graag even mee naar de live opgenomen uitzendingen over het festival. Bijzonder mooi, te vergelijken met een openingsceremonie voor de Olympische Spelen of de wereldbeker voetbal, maar dan een volle week elke avond opnieuw. Telkens een heel kleurrijk spektakel met prachtige traditionele muziek, zang en voordracht, dans en klederdracht, bij uitstek de artistieke uitingen van de Vietnamezen. Eigenlijk had ik daar ook graag eens een avond bij aanwezig willen zijn. Een mens kan echter niet alles tegelijk betrachten. En 'dit' en 'dat' willen, is geen gezond levensprincipe. Bovendien zijn de toegangskaarten helemaal niet goedkoop.
Vanavond eindigt de cultuurweek. Vietnam heeft heel wat te bieden en Hue mag met fierheid terugblikken op deze knappe prestatie.

Inmiddels is het zondag en Paasdag. Ik wilde na enkele correcties dit artikel gisteren publiceren maar het was reeds voorbij 22u en de internetverbinding bleek onderbroken.


donderdag 17 april 2014

Dat niets perfect is in het universum der waarneembare verschijnselen weet allicht iedereen. Momenteel wordt mijn rustig en aangenaam verblijf in de pagoda verstoord door een allergische reactie op een combinatie van het voedsel en het bijzonder warme weer. Het gevolg is een irriterende jeuk en contact eczema over het hele lichaam. Waarschijnlijk reageer ik op het gebruik van chilipepers en/of het heel eenzijdige Aziatische eten. Een verstoorde darmfunctie en een aanhoudende vermoeidheid zijn de bijhorende symptomen.

De temperatuur loopt al in de vroege voormiddag flink op tot boven de dertig graden. Je moet van nature niet echt een groot 'zweter' zijn om toch stevig uit alle porien te beginnen lekken. Vermoedelijk heeft de lever en de pancreas het moeilijk om alle 'slakken' of afvalstoffen uit het bloed te zuiveren en worden deze dus via de huid afgevoerd. Ben gisteren met Duc naar het centrum gereden om in de apotheek histamine-pilletjes en een huidzalf te kopen. Phuoc had me maandag al bananen, een watermeloen, yoghurt en verse, ongezoete sojamelk gebracht. Gisteren heb ik mijn boodschappen aangevuld met Gouda kaas, crackers en enkele flessen energiedrank. Sinds dan eet ik enkel nog bij het middagmaal hetzelfde voedsel als de andere leden van de Sangha. Niet dat ik het eten niet lekker vind maar het is zonder meer veel te eenzijdig. Elke dag staat 's morgens, 's middags en 's avonds hetzelfde op het menu: als groente enkel 'Morning Glory' ( groene bladeren en stengels opgekookt in water, een beetje als spinazie smakend), tofu en rijst of noedels met een sojasaus die aangemaakt werd met chilipepers. Nooit eens wortelen, tomaten, brocolli, bloemkool, boontjes, ajuin... groenten die in de restaurants in het centrum wel op het menu staan.
De kookmoeder, best wel een lief mens, beschikt ofwel over te weinig financiele middelen of is niet bijster geinspireerd. Het is nogal een slonzige en lijzige oude dame die het helemaal niet zo nauw neemt met de hygiene. Toen bij haar afwezigheid voorbije zondag Phuoc en Nga in de pagoda kwamen koken, dienden beiden de keuken eerst een kuisbeurt te geven. Het woord 'keuken' is trouwens ietwat flatterend voor de ruimte die eerder op een grote garage lijkt. Een paradijs voor ratten en muizen. Maar dit is niet helemaal vreemd want een Vietnamese keuken ziet er op het platteland doorgaans helemaal anders uit dan wij gewend zijn. Er wordt daar ook uitsluitend op een houtvuur gekookt.

Mijn huidprobleem is alleszins toe te schrijven aan wat ik eet en hoe dat is klaargemaakt. Ik herinner mij met hetzelfde gegeven geconfronteerd te zijn geweest bij mijn verblijf in het Nilambe Meditation Center in Sri Lanka en later in Wat Pah Nanachat. In Thailand schoot de eczema toen stevig door en werd ik hals over kop gedwongen het klooster te verlaten. Medicijnen helpen slechts wanneer de oorzaak wordt weggenomen en dat betekent ander voedsel nuttigen. In ieder geval is de gemeenschappelijke factor telkens Aziatisch en sterk gekruid voedsel in combinatie met erg warm weer.
Omdat ik het Minh Tam guesthouse op tijd moet verwittigen van mijn terugkeer zodat ze mijn kamer kunnen vrijhouden, heb ik afgesproken maandag eerstkomend (21/4) terug te keren. Ik heb dan bijna 3 weken in Chu Quy Tien kunnen verblijven en mag er me later altijd opnieuw aanmelden.

Vandaag is mijn huidprobleem nog verergerd. De hevig jeukende en brandende huidirritatie is amper te verdragen, enkel een koude douche brengt even soelaas. Ik voel me ook verzwakken want eet slechts een minimum van het aangeboden voedsel. Voor het ontbijt en avondmaal dien ik me te beperken tot wat crackers en kaas, maar de kleine voorraad die ik daarvan aangeschaft had slinkt snel en ik kan me hier in de buurt niet bevoorraden. Deze onfortuinlijke situatie maakt dat mijn dagelijks schema stevig verstoord wordt en dat ik mezelf beperkt voel in mijn activiteiten en dagelijkse praktijkbeoefening. Bovendien geraak ik door de verlammende hitte en aanhoudende jeuk vlugger geagiteerd, stoor ik me makkelijker aan kleine zaken die me tijdens de eerste dagen bijna niet opvielen. Een van de novicen heeft een zware 'tic nerveux' en rochelt en spuugt ongeveer om de 2 minuten. Zijn spuugsel ligt overal verspreid en je moet opletten er niet in te trappen. Vaak dien ik het toilet en de douche eerst te kuisen alvorens te kunnen gebruiken. Naar Vietnamees 'machismo'-gewoonte smijt men de afval overal gewoon op de grond. Maar hier is geen vrouwvolk om dat later op te kuisen en dus gebeurt dat 's morgens bij de algemene 'sweeping'. Lege drank- en koekjesverpakkingen (de novicen hebben blijkbaar ook behoefte aan aanvulling of variatie op het menu) vermengt men lustig met de organische afval en alles gaat op dezelfde hoop. Regelmatig verbrandt men dit zootje en dan wordt het klooster en omgeving gehuld in een verstikkend rookgordijn.... Ach ja, het zal ook wel die eeuwige 'kritiekkaster' in mij zijn die af en toe de kop opsteekt. Overal en altijd is er wel iets aan te merken. Mensen zijn nu eenmaal niet perfect en vaak is asociaal gedrag gewoon het gevolg van onwetendheid, of eerder van het niet beseffen dat men de anderen stoort. Ik voel me niet geroepen om in het klooster met een opgeheven vingertje rond te lopen. Bovendien zou men mijn Engels toch niet verstaan en wil ik me niet bezondigen aan arrogantie. Dat hoop ik stilaan achter de rug te hebben. Er is trouwens nog altijd zoveel moois en waardevols te beleven op deze prachtlocatie.

Maar spijtig genoeg dringt een drastische beslissing zich nu op en wordt het onvermijdelijk om Chua Quy Thien morgen reeds te verlaten. Deze door westerse luxe geconditioneerde jongen heeft dringend meer gevarieerd voedsel en een kamer met airconditioning nodig. Dat ik me daarvoor terug zal moeten vermengen met de massa's toeristen in het drukke stadscentrum is niet direct iets waar ik naar uitkijk. Ik heb momenteel echter geen andere keuze en kan leven met het idee naar de pagoda te kunnen terugkeren wanneer mijn gestel opnieuw in evenwicht is. Maar dan zal ik toch een grote doos fruit en aanvullende etenswaren moeten aansleuren.

Een van de belangrijke leerstellingen van de Boeddha i.v.m. de onderlinge samenhang van alle fenomenen luidt als volgt: "Om dat dit is, dat ontstaat. Omdat dit niet is, dat niet kan ontstaan."
Omdat mensen per definitie onvolmaakt zijn, kan geen enkele samenlevingsvorm perfect zijn.
Toch vind ik het leven in dit Vietnamees zenklooster bijzonder de moeite waard. Blij en dankbaar hier 16 dagen het leven te hebben mogen delen. "To be continued...?"   .
 

vrijdag 11 april 2014

Ik schrijf dit artikel vanuit de pagoda Chua Quy Thien waar ik sinds 2/4 verblijf. Phouc had me eerder in contact gebracht met de abt van dit kleine maar heel mooie en rustige klooster op het platteland buiten Hue. Van het een kwam het ander en momenteel is dit aan het uitgroeien tot een van mijn beste kloosterervaringen sinds de aanvang van mijn Aziatische rondreis. Eigenlijk een kleine droom die waarheid wordt en waarvan ik niet dacht die ooit te kunnen realiseren.

Ik heb me sinds lang aangetrokken gevoeld tot het Vietnamees zenboeddhisme. Ik ga niet speculeren over de mogelijk diepere redenen hiervoor, maar geloof wel dat wie het menens is op het pad van de Dharma, vroeg of laat uitkomt bij wat zijn 'lineage' wordt genoemd. Het pad voerde me langs het Theravada van Sri Lanka, Laos en Thailand. In Nepal kon ik intens kennismaken met het Tibetaans Vasjrayana. Goede en boeiende opportuniteiten maar telkens ontbrak er voor mij iets wezenlijks. Ik bedoel niet de kritische bedenkingen over normale menselijke tekortkomingen die men overal kan tegenkomen, maar de fundamentele interpretatie van hoe Gautama's leer best in de praktijk, in een samenlevingsmodel, kan worden omgezet. Zo kon ik tijdens mijn herhaalde en relatief lange verblijven in Wat Pah Nanachat heel wat opbouwende zaken ervaren, maar de strenge visie op de omgangswijze tussen de diverse leden van de Sangha, de strikt hierarchische code, vond ik persoonlijk te nauw en somtijds storend. Het dagelijkse leven in Chua Quy Thien verloopt sober, gedisciplineerd maar ook natuurlijk ontspannen. Zeg maar heel zen.

Deze pagoda, met een grondoppervlakte van ongeveer een voetbalveld groot, is een van de vele kleinere kloosters op de buiten rond Hue. Het gebouwencomplex is in oud Chinese stijl, met gaanderijen die het tijdens het regenseizoen mogelijk maken om van je kamer naar de Boeddha-hal en eetzaal te gaan zonder paraplu. De omringende tuin is een oase van rust, mooi onderhouden en met zijn zen aandoende stijl een lust voor het oog. Vele variaties aan bonzaiboompjes (of toch iets dat daar sterk op lijkt) in grote aardewerken potten, in smaakvolle patronen neergezet. Dit is een paradijs voor wie heil zoekt in wandel-meditatie.

De gemeenschap bestaat uit vier bhikkhu's (volwaardig gewijde monniken met als aanspreektitel 'Thay', leraar), acht samana's of novicen tussen 16 en 20 jaar oud, twee pre-novicen waarvan de jongste er 11 is. Er woont een vaste kookmoeder in die voor de gemeenschap zorgt als een heuse moeder.
Ik word op handen gedragen door het jonge volk dat me regelmatig kleine geschenkjes aanbiedt en me zoveel mogelijk Vietnamees willen leren. De abt en de overige monniken (waarvan er slechts een de Engelse taal machtig is) zijn duidelijk opgezet met mijn aanwezigheid en proberen me hier zo lang mogelijk te houden. Van hen kwam de vraag om dagelijks een uurtje Engelse les te geven. Dat wil ik graag doen al voel ik me daar behoorlijk onzeker over. Mijn kennis van het Engels is er ondertussen op vooruitgegaan, vooral door het lezen van boeken, maar enige voorbereiding dringt zich toch op.

Mijn dag begint om 3u in de ochtend. Na de douche trek ik naar de sala voor een half uur zitmeditatie en een half uur luisteren naar de chantings in het Vietnamees. Qua klankkleur van de attributen, stem-tonaliteit en gebruikte gebaren doet deze ceremonie me enigszins denken aan de Tibetaanse stijl. Heel Aziatisch alleszins.
Na de werkmeditatie waarbij ik samen met de novicen de tuin schoon veeg, volgt het ontbijt. Dit wordt niet gezamenlijk genuttigd want de novicen zijn dan reeds naar school vertrokken. Merkwaardig is het feit dat ik nu zelfs 's ochtends van een kom rijst kan genieten. Gisteren is Phuoc me rond deze tijd een uur professionele yogales komen geven. Nodig want na mijn verblijf in de stad, met weinig fysieke bewegingsmogelijkheid, word ik snel een stijve hark.
Omstreeks 10.30 u keren de novicen terug en is er een tweede chanting, gevolgd door het middagmaal om 11u. We eten veganistisch, de basis is rijst of noedels met een kleine variatie aan groene groenten, paddenstoelen en tofu. Sober maar heerlijk bereid. Ik lijd hier geen honger maar zal ook niet in gewicht bijkomen. Nagenoeg iedereen vindt me te mager, kan zijn maar voel me toch niet ongezond.
Na het eten is er, voor wie dat wenst, tijd voor platte rust of een middagslaapje.
Daar begin ik de noodzaak van in te zien. De eerste dagen bleef ik doorgaan met tekenen, lezen of studeren maar slechts 4 a 5 uren slaap per etmaal zijn niet voldoende.
Tot aan het avondeten om 17 u is er tijd voor individuele bezigheden. Ik houd me dan meestal uit de zon want het Vietnamees zomerklimaat is drukkend-vochtig. Om 18.30 ga ik naar de sala voor mijn avondmeditatie, gevolgd door de avondchanting. Daarna beschikt eenieder over de resterende tijd. Doorgaans is alle beweging en geluid verstild na 22u. Slapen doen we hier niet op de begane grond zoals in de Theravada school maar op een houten bank. Het deken daarover belet niet dat dit even hard aanvoelt. Mijn kamer is groot want eigenlijk een dubbele ruimte. Er slaapt niemand anders en bijgevolg heb ik nogal wat bewegingsruimte (maar geen raam met zicht naar buiten). Een klein werktafeltje en rieten matten betekenen voor mij meer dan genoeg comfort. Phuoc heeft een grote bidon met 20 l drinkwater en voorzien van een handig kraantje komen brengen.

Het dagschema kan en mag ik soepel hanteren. Wanneer ik het nuttiger vind een bepaalde werkzaamheid verder af te ronden beschik ik over die vrijheid. Enkel de novicen moeten zich houden aan het tijdschema maar er staat daarbij niemand uitdrukkelijk op hun handen te kijken. Ik vind dit opvallend en bijzonder aangenaam: er heerst een duidelijke discipline zonder enige, ongemakkelijke druk. Zo beschikken diezelfde novicen over behoorlijk veel vrijheid en zelfbeschikkingsrecht. Ze hebben allen een computer op de kamer die hun een venster op de wereld verschaft. Muziek beluisteren via hun mobiele telefoon of een bescheiden installatie is niet verboden. Het zijn allen prachtjongens met een zachte aard en een goed hart, maar ze krijgen ook de vrijheid kinderen van hun tijd te zijn. Respect betuigen verloopt heel natuurlijk en oprecht, geen voortdurende kniebuigingen van de jongere voor de oudere, wel de handen in het 'Anjali' gebaar en een lichte buiging van het hoofd voor de abt en de tweede monnik. Wanneer ik regelmatig een van die jongens de armen liefdevol rond de kookmoeder zie slaan, zegt me dat veel.
's Avonds is er nogal wat beweging op het betonnen badmintonveld achter de hoofdgebouwen. Enkele avonden per week houden de abt en de monniken daar een heus tornooi. Heel professioneel! Je gelooft je ogen niet wanneer je de abt, met zijn 51 jaar, ziet opveren en springen als een jong atleet. Het niveau van het spel ligt trouwens erg hoog, heel aangenaam om naar te kijken. Ook monniken van naburige kloosters en enkele leken van buitenaf komen geregeld meespelen. De overige dagen is het veld voor de novicen. Sport en spel in een klooster...wijs, heel wijs en gezond.

Ondertussen heb ik al verschillende tekenopdrachten afgewerkt. Mijn creatief werk, behoorlijk geactiveerd door al het moois om me heen, is nogal populair. Heb gisteren een kleurportret van Thay Tich Trung Dinh (de Engels sprekende monnik, tweede in rij en reeds een goede vriend)  na drie dagen afgewerkt en ingekaderd. Duc had me daarvoor speciaal naar het stadscentrum en terug gevoerd. Heb tevens geld afgehaald en een redelijke som, in enveloppe, bij wijze van donatie aan de abt overgemaakt. Ik voel me hier bijzonder op mijn gemak en gelukkig maar wil zeker niet ten volle leven 'op de rug' van mensen die het met weinig moeten stellen. Dit is geen Theravada klooster dat onderhouden wordt door de plaatselijke bevolking.
Voorlopig is het de bedoeling hier te blijven tot het cultureel festival in de stad achter de rug is. Dit eindigt op 20/4. Laat mij liever tussen de vogels, prachtvlinders, vuurvliegjes (de eerste sinds mijn verblijf op Sri Lanka!) en zelfs de onvermijdelijke muggen. De busladingen vol getatoeeerde en hamburger-etende toeristen krijgen de beschikking over het stadscentrum.

20 u 's avonds. De abt komt thuis van een belangrijke meeting. Hij overhandigt mij opnieuw een attent geschenk ('souvenir'): een plastiek teiltje gevuld met een tube tandpasta, een tandenborstel, een stuk zeep, een scheermesje en een handdoek. Alles splinternieuw, nog in de verpakking.  Attent en praktisch, ik hoop enkel dat het geen 'hint' inhoudt. Enkele dagen terug had Thay Trung Dinh me er op gewezen dat ik mijn bruin werkuniform elke dag moet wassen. Toen was het nog bewolkt en niet te warm, zweette ik niet en waste ik mijn outfit slechts om de 3 dagen.Ik heb slechts twee van die pakjes. Met de recente hitte begrijp ik nu ook de noodzaak van een dagelijkse 'laundry'. Ik gebruik geen deodorant maar heb me vandaag wel al twee extra keren onder de armen moeten wassen. Spugen, neusslijm optrekken en luidruchtig 'smekken' tijdens het eten is de Vietnamezen niet vreemd maar voor het overige zijn het nette, propere mensen.

Ik hou van dit volk en voel me hier gelukkig. Het leven in een Vietnamees zenklooster komt heel dicht bij wat ik het ideaal samenlevingsmodel zou durven noemen. Vriendelijk, attent, warm- en openhartig, gedisciplineerd, sober en dit alles ondersteund door een gezonde moraliteit en gedegen spiritualiteit.
Vietnam  blijkt alsmaar meer een land waarin voor mij veel mogelijkheden besloten liggen. Anderzijds heb ik recentelijk Phuoc voldoende geld kunnen overmaken om haar stage in Thailand te financieren. Eind juni vertrekt ze en zo kan ook zij een droom, die eerder onwaarschijnlijk leek, waarmaken. De toekomst van Vietnam ligt in de handen van energieke, intelligente en goedhartige jongeren.