Ik heb vandaag aan Duc uitgelegd dat wanneer ik weerkeer naar Vietnam, mijn attitude grondig zal veranderen. Vanaf dan wil ik enkel nog de Vietnamese prijs betalen voor alles. Ook aan hem. Hij wilde mij naar het stadscentrum brengen omdat ik voedsel nodig heb maar ik verkies, gezien mijn huidige gezondheidstoestand, een taxi te nemen die me bovendien goedkoper uitvalt dan hetgeen ik hem betaal. Er lopen deze dagen genoeg toeristen rond in Hue waar Duc zijn boterham mee kan verdienen.
Ik heb 26 jaren hard moeten werken in vaak uiterst stressvolle omstandigheden om mijn gezin te kunnen onderhouden. Dagelijks kookte ik het eten, deed mee de boodschappen en verkocht af en toe eigen werk om het gezinsbudget wat aan te vullen.
Nadat mijn vrouw mij verlaten had, diende ik 6 jaren lang mijn huishouden daarbovenop te doen. Wat ik als salaris opstreek is uiteraard beduidend hoger dan wat men in Vietnam kan verdienen maar de onkosten en uitgaven zijn in Belgie in verhouding ook veel hoger.
Momenteel sta ik nog altijd een derde van mijn voorlopig pensioentje af voor de studiekosten van mijn twee jongste zonen.
Ik dien de volgende jaren, in afwachting van mijn volledig pensioen en het afstuderen van mijn kinderen, in Azie te overleven. Met wat overblijft van mijn huidig inkomen geraak ik in Belgie niet boven de kansarmoede uit. Mensen in mijn omgeving schijnen zich niet volledig te realiseren dat dit een tweede hoofdreden van mijn Aziatisch verblijf is.
Zo'n 80% van de gezonde Vietnamese mannen in de steden zijn bijzonder lui of gemakzuchtig. Vergiftigd door wat ze op televisie zien of van de modale toeristen ondervinden, willen ze liever genieten dan werken. Ze vertonen daarbij een machogedrag dat gerust vrouwonvriendelijk mag genoemd worden. Terwijl ze wachten tot ze gemakkelijk toeristengeld kunnen scheppen, spelen ze de ganse dag met de kaarten of een variant van het dambord of ze liggen languit op hun motorfiets of in de riksha in te dommelen. Anderen verdienen naast portier van het hotel, lucratief commissiegeld als pooier van jonge meiden. Hier en daar zie je wel mannen hard werken, in de bouwindustrie bv., maar die vormen een minderheid. Het warme klimaat is geen excuus. Het valt me reeds van bij het begin van mijn verblijf in Vietnam op hoe goed de bevolking daar genetisch aan aangepast is. Je ziet uiterst zelden een Vietnamees zweten en hoe de dames zich induffelen zou die van ons gegarandeerd ademnood bezorgen. Bovendien ligt alles plat tussen 11.30am en 2pm en dat vind ik niet meer dan normaal.
Ik vervolgde mijn uitleg aan Duc met hem duidelijk te maken dat ik in de toekomst nog enkel extra geld wil spenderen aan de echt hulpbehoevenden. Voor hen wil ik zelfs besparen op mijn eigen uitgaven. Niet meer aan de hebzuchtige hoteleigenaars of wie dan ook. Dat lijkt me niet onredelijk. Ik gruwel van de algemeen verspreide mentaliteit die de meest rijke mensen het gedacht verschaft dat ze omwille van hun bezit meer waard zijn dan anderen. De duurste auto's 'claxoneren' het hardst. Uit de weg voor mij want ik ben belangrijker dan jullie!
Enkel met een dergelijk veranderde houding kan ik zelf overleven en nuttig zijn voor de anderen. Als ik mee dreig te verzuipen, zoals dat momenteel flink op weg is, kan ik niemand van de verdrinkingsdood redden. Ik ging de voorbije maanden steeds flink boven mijn maandelijks budget, ben teveel vermagerd (heb totaal geen buikje meer, wel wat verrimpeld vel op die plek), heb bijzonder weinig eetlust en geraak maar moeizaam genezen. Misschien moet ik mij in Thailand toch maar eens in het hospitaal laten nakijken.
Of de Vietnamezen deze verandering in mijn gedrag zullen kunnen waarderen, valt af te wachten. Het feit dat ik elke dag probeer wat meer basistermen in het Vietnamees te spreken, levert vooralsnog weinig tot geen surplus aan respect op. Daar deze taal veel gebruik maakt van keelgeluiden, die wij niet vanuit onze kinderjaren hebben leren vormen, is ze bijzonder moeilijk uit te spreken. Ik doe mijn best maar wanneer men mij niet direct verstaat, draait men zich nog makkelijk onverschillig om. Mag ik hier spreken over een vorm van racisme?
Desalniettemin zullen de hebzuchtigen onder de Vietnamezen het gemakkelijke geld in het vervolg moeten gaan zoeken bij de echte toeristen. Bij hen die duizenden dollars over hebben voor het eigen amusement en geen weet hebben van of een onverschilligheid voor de echte noodlijdenden. Toeristen komen niet op die plaatsen want schrijnende armoede is geen bezienswaardigheid.
Spijtig genoeg zijn die toeristen er zich ook meestal niet van bewust dat elk vliegtuig, vooraleer het landen kan, zijn resterende kerosine moet lozen. Hiermee zijn ze, gezien het alsmaar mondiaal toenemend toeristisch luchtverkeer, mede verantwoordelijk voor een van de ernstigste vervuilingen van onze planeet. Who cares?
Ik hoor de kribbebijters al zeggen: "En jij dan, jij hebt toch ook vliegtuigen moeten nemen om te zijn waar je nu bent!" Ik heb echter geen zin meer om het verschil in motivatie nogmaals uit te leggen. Ik laat die terugspeelbal gewoon liggen want daar valt toch niets mee aan te vangen. Agressiviteit? Eerder realiteitszin zou ik denken.
Deze realiteitszin kwam ook deze nacht, tijdens een slappeloze periode, bovendrijven. Volgens het meest diepzinnige zenboeddhisme kunnen we maar best alles aanvaarden zoals het is (tzu-jen) want verlopen de fenomenen steevast volgens een 'vanzelf zo' proces. Mogelijk is de versnelde, geheel of gedeeltelijke zelfvernietiging van het menselijk ras een dergelijk, onvermijdelijk fenomeen en dus onomkeerbaar. Mogelijk zijn we collectief te inferieur om dit in te zien, laat staan te vermijden. Als blijkt dat de overgrote meerderheid van de mensheid gewoonweg niet in staat is om zelfs maar het kleinste gevoel van universele verantwoordelijkheid inzichtelijk (en dus niet louter verstandelijk) op te brengen, zal de kleine minderheid daar niet tegen opgewassen blijken. Het heeft geen enkele zin om een zogenaamde 'goed bedoelde' boodschap via een film als Avator de wereld rond te spreiden terwijl het maken, het hele productieproces, van die film juist meewerkt aan de vernietiging die men juist wilde aanklagen. De uiteindelijke bedoeling was een kaskraker te maken en dat is het enige dat deze prent reeel heeft opgeleverd.
De oude zen-filosofen bedoelden hun inzichten echter niet totaal fatalistisch. Volgens hun kan de voortdurende overgang van leegte (sunyatta) in vorm (rupa) en omgekeerd, het begin-en eindeloze proces van alle fenomena in de onbenoembare realiteit van het Tao (Dao, zen is afkomstig van het Chinese Chan, een samenvoeging van taoisme met boeddhisme), gepaard gaande met de natuurlijke wetmatigheden van het karma (oorzaak en gevolg), perfect resulteren in een zelfgecreeerde ondergang van de mensheid.
Maar het gehele, samengevoegde collectieve en individuele bewustzijn (de universele geest) van de mensheid kan dan overgaan in een andere bestaansvorm, eventueel in een andere dimensie (realm). De mensheid is, in zijn huidige verschijningsvorm, slechts een tijdelijk gegeven, ooit ontstaan om ooit weer te verdwijnen. De oude zenpatriarchen waren dus helemaal niet ongerust over welke ramp of onheil dan ook en bleven onbewogen en niet-handelend (wu-wei) rustig toekijken op alle dwaasheid en onrecht. Enkel wilden ze zelf niet deelnemen aan deze immorele activiteiten of gedachten. Want wie zijn geest kan zuiveren van alle vervuilingen (zintuiglijk verlangen, kwaadwilligheid, luiheid en traagheid, rusteloosheid en zorgelijkheid en sceptische twijfel) hoeft niets te vrezen en zal, indien nog niet aan het nirwana (het totale ophouden van bestaan en dus lijden) toe, zeer zeker in betere omstandigheden herboren worden, op deze aarde of in een andere realm.
Deze onbewogenheid werd al te vaak verward met onverschilligheid. Het voorbeeld van hun onberispelijk handelen betekende de ware scholing van de anderen en bovendien versterkte zij de gehele menselijke keten door hun eigen schakel daarin te versterken. Aan een sterke schakel kunnen langs beide horizontale zijden (voor de levenden) en langs beide verticale zijden ( onderaan voor de reeds overleden en bovenaan voor de nog ongeboren mensen) zich nieuwe sterke schakels vormen en hechten die op hun beurt dezelfde betekenis kunnen krijgen.
Mogelijk moet ik daar maar eens verder op doorgaan. Ik moet mijn dadendrang eens grondig onder het vergrootglas leggen zonder afstand te nemen van mijn bodhisathva idealen (een begrip uit het mahayana- boeddhisme). Het is een onmiskenbaar en wezenlijk onderdeel van mijn persoonlijkheid dat ik geen mensen kan zien lijden en tevens een sterke lerarenroeping ondervind. Beide moet ik niet onderdrukken, dat zou me toch niet lukken of eerder het averechtse effect opleveren. Maar mijn vaak te energieke temperament en dadendrang kunnen wel enige afkoeling gebruiken. Ik denk dat sommige mensen deze twee karaktertrekken vaak verwarren met agressiviteit. Ze horen samen tot de eigenschappen van het vuur, dat wel. In Vietnam ondervind ik fysiek bijzonder veel last van de tropische hitte. Ik ben er mij al langer terdege van bewust dat ik (geboren met astma) hierdoor soms ook wel geirriteerd of geprikkeld kan reageren in situaties die op zichzelf niet altijd kosjer of correct zijn. Water en lucht zijn de elementen die voor mijn nodige afkoeling kunnen zorgen. En stoppen met roken.
Zo, nu kan de lezer mijn vroegere bewering dat ik ook schrijf bij wijze van een zelfbewustwordingsproces, eens duidelijk waarnemen. Ik schuw daarbij niet enige openhartigheid. We zijn allen voortdurend in beweging, zeker niet enkel fysiek. Volgens het boeddhisme ben je vandaag niet meer dezelfde mens als gisteren. De hele cyclus van voortdurende hergeboorte is een gebeuren dat zich op verschillende niveaus of golflengtes afspeelt. Dit schrijven kan daarvan getuigen en zo een inzichtelijk voorbeeld vormen voor anderen. Het schrijven is echter maar een afspiegeling van wat er zich in de geest of het bewustzijn afspeelt maar het maakt de zaken wel meer tastbaar. We dienen aanhoudend onszelf, onze handelingen en gedachten, te bevragen, te overwegen en desnoods te corrigeren. Mindfulness heet dat.
Ik heb deze avond de gelegenheid gevonden om weerom een lang en zeer constructief gesprek te voeren met de dertigjarige Tan. Deze ingenieur van beroep is een intelligent en bovendien gevoelig persoon die goed kan luisteren. Hij is een zeldzaam echt boeddhist die flink op weg is om op zijn beurt een boeddhistisch leraar, vernieuwde eigentijdse stijl, te worden. Volgens hem ben ik ook de eerste persoon in zijn leven die hem werkelijk begrijpt, waarmee hij over dergelijke onderwerpen kan van gedachten wisselen en van wie hij nog veel kan leren. Al vind ik zijn kennis en belevenis van het boeddhisme reeds bijzonder matuur en verrassend veelzijdig voor een Vietnamees. Wordt hij de eerste sterke Vietnamese schakel aan de mijne? We hebben zelfs even samen gitaar kunnen spelen en zingen op het (gelukkig koele en dus draaglijke) avondterrasje van het cafe van zijn ouders. Zijn vader is zwaar alcoholiek maar een man met een goed hart, zijn moeder, een gewezen ingenieur, blijkt een rustige maar onzekere vrouw. Het was echter veelzeggend dat niemand van de omstaanders ook maar enige interesse betoonde voor onze muziek en geheel onverschillig verder luidruchtig bleef wezen. De tv bleef opstaan zonder dat iemand er naar keek en het hevig claxonerende verkeer raasde zijn normale gangetje. De gitaren waren nagenoeg onbespeelbaar maar dat kon ons weinig deren. Beiden zijn we al heel blij eindelijk een gelijkgestemde geest gevonden te hebben. Het hoeft niet allemaal negatief te klinken. Een eerste lichtpuntje aan het einde van een donkere tunnel?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten