donderdag 23 juni 2016

Mijn korte verblijf in Thailand, dat weldra weer tot een eind komt, heeft me eerder teleurgesteld dan vrolijk gestemd. Alhoewel, vandaag ben ik tot het duidelijke besef gekomen dat ik eigenlijk, juist omwille van de opgelopen teleurstellingen, bijzonder leerrijke lessen heb gekregen. Lessen die ik absoluut nog diende te leren. Want ik realiseerde me gedurende ingetogen momenten, omgeven door de prachtige natuur in de tuin van de 'homestay' waar ik momenteel verblijf, dat ik de laatste weken vooral maar weer eens mezelf ben tegengekomen. In mijn arrogante overtuiging van het eigen gelijk, maar ook in het halsstarrig vastklampen aan mijn conceptuele, boeddhistische standpunten, herkende ik mijn verblindingen niet en ging ik gemakshalve de fouten opnieuw bij de anderen zoeken. Die zijn er ongetwijfeld ook geweest, maar ik dien in eerste instantie mijn aandeel in de problemen te herkennen en mezelf daarin kalm en wijs te bezinnen i.p.v. louter rationeel of emotioneel mezelf daardoor uit mijn evenwicht te laten brengen. Zo was het bv. niet bepaald wijs van me om kwaad te worden op de wijze waarop de medische staf en de oogarts in het hospitaal van Udon Thani mij als een 'falang' behandelden, of zoals het voor mij overkwam, vernederden.
Eén van de redenen waarom ik naar Thailand moest reizen, was omdat ik dringend nieuwe oogdruppels voor mijn glaucoomprobleem nodig had. Druppels die ik niet kan missen maar niet kan bemachtigen in Cambodja en niet (meer) in Vietnam. Ook niet in de overgrote meerderheid van de Thaise apotheken. Praktisch de enige wijze is via de Bangkok kliniek, waarvoor ik reeds enkele jaren over een medisch pasje beschik in Udon Thani. Het moet doorheen de jaren nu ongeveer de vijfde maal geweest zijn dat ik me in dit hospitaal daarvoor aanbied. Telkens ging dit, westerling zijnde, niet bepaald gemakkelijk maar kon ik met het nodige geduld toch 3 flacons verkrijgen, een rantsoen voor 3 maanden. Het mag mogelijk niet erg netjes van hun geweest zijn me ditmaal danig anders te behandelen dan de Thaise patiënten. Om de één of andere, mij onbekende reden, zit de afdeling van de oogpatiënten steeds afgeladen vol. Een efficiënte wijze om met dit soort volkstoeloop om te gaan, is de Zuidoost-Aziaten blijkbaar vreemd. Iets dat menig toerist en reiziger, bekend met de immigratiediensten, vertrouwd zal klinken. Maar goed. Ik zit er niet bepaald mee in om mijn beurt te moeten afwachten. Tenslotte wens ik geen voorkeursbehandeling. Maar aangezien ik onder jaarlijkse controle blijf van mijn Belgische oogarts, heb ik geen langdurige en zinloos vervelende oogonderzoeken nodig, enkel de handtekening van de Thaise dokter dat me de mogelijkheid verleent het middel op te halen in de apotheek van de kliniek.
Men weigerde echter pertinent mijn dossier volgens het juiste volgnummer te klasseren zolang ik die zinloze en bijzonder vervelende vooronderzoeken niet wilde ondergaan. Zo moest ik eerst Thaise lettertekens identificeren die ik niet versta. Vervolgens een lange tijd cijfers lezen om mijn oogscherpte te meten, een onderzoek waar het hier absoluut niet om gaat. Vervolgens moest ik nog mijn en hun tijd laten verdoen met het opnemen van mijn bloeddruk, lichaamsgewicht en lengte. Het meest vervelende is echter het opmeten van de druk binnen de oogbollen. Daarvoor gebruikt men in de kliniek in Udon Thani nog steeds de ietwat verouderde apparatuur, waarbij zogenaamde luchtkogeltjes afgevuurd worden rechtstreeks op de iris. Daarbij heb ik steeds de automatische reflex om met de ogenleden te knipperen. Daar kan ik niets aan doen, maar erger nog, ik vermoed dat men op deze manier niets wijzer wordt van die oogdruk. De meer gesofisticeerde apparatuur die mijn oogarts in België gebruikt, werkt anders. Bovendien doet hij vooraf een soort verdovende druppeltjes in mijn ogen. Dat vergemakkelijkt sowieso dit altijd vervelende onderzoek.
Daarna werd mijn dossier helemaal achteraan geklasseerd. Al had ik me reeds om 9.30u in de voormiddag aangeboden, men vertelde mij dat ik ten vroegste om 15u in de namiddag aan de beurt was. Echter na een lang gesprek met de hoofdverpleegster, de enige die een mondje vol Engels kan (of wil) praten. Daarin werd deze 'falang' (een Thais scheldwoord voor eender wie niet tot hun bevolkingsgroep hoort, feitelijk betekenend 'Fransman') duchtig op de rooster gelegd. "Wat kom je hier eigenlijk doen? Waarom kom je profiteren van onze gezondheidszorg? Wat is je inkomen? Wat is de reden van je verblijf in Udon Thani?...enz."

Daar Christine, de Belgische wederhelft van mijn gastheer in de 'homestay' op dat moment persoonlijke zaken aan het afhandelen was in de stad, en ik met haar geen telefonisch contact kon hebben, wilde ik deze mensen zeker niet zolang op mij laten wachten. Dus restte mij weinig anders dan praktisch op mijn knieën te smeken om met mijn dossier naar de vrouwelijke oogarts (telkenmale iemand anders die mijn noden niet kent) te gaan en te vragen naar de broodnodige handtekening. Na deze smeekbede tot tweemaal toe herhaald te hebben, en bij de oogarts zelf nog lang te moeten wachten, besloot deze me slechts één flesje voor te schrijven. De 'falang' mag iedere maand terugkomen om telkens één flesje voorgeschreven te krijgen. Telkenmale alle vooronderzoeken doormakend en dus het extra ereloon voor de dokter te betalen. Spijtig genoeg beschik ik daarvoor niet over de juiste visums. De mensen uitleggen dat ik een 'thuisloze, boeddhistische nomade' ben, heeft ook geen enkel nut. Hoe zouden mensen, die niet eens meer hun eigen geloofsovertuiging begrijpen, dit kunnen bevatten?
Daarna heb ik nog menige uren mogen wachten totdat de persoonlijke zaken van mijn Belgische 'gastheren' afgehandeld waren, met dien verstande dat ik wel voor de volle 100% moest opdraaien voor de transferkosten naar de stad. 's Avonds voelde ik me opgewonden en kwaad, en daar heb ik dan onwijs uiting aan gegeven.
Indien ik echter nog enige maanden in Zuidoost-Azië wil verblijven heb ik minstens 3 flacons oogdruppels nodig. Uiteindelijk hebben we later een kleine oogartspraktijk, met annex apotheek, gevonden die mij die druppels kan leveren. Aan een verkoopsprijs van 1200 THB (ongeveer 32 Euro) per flesje. De normale verkoopsprijs, aan welke ik de druppels kan verkrijgen in het hospitaal, is 293 THB (ongeveer 8 Euro). Het gevolg is dat ik 48 euro extra heb moeten betalen voor een oogaandoening waar ik niets kan aan doen, en bovendien niet verschilt van dewelke Thaise mensen ook overkomt. Pittig detail, de druppels 'Travatan' genaamd, worden geproduceerd in België. In Zuidoost-Azië betekent dit een behoorlijk bedrag. In Vietnam bv., waar het gemiddelde maandloon van een gewoon werknemer ongeveer 120§ (ongeveer 100 Euro) bedraagt, betekent zulks bijna een halve maand loon. Met deze extra uitgave had ik iemand bijzonder gelukkig kunnen maken, iemand die dit geld meer nodig heeft dan....

Tijdens mijn jarenlange zoektocht naar een dagelijkse levenswijze die enigszins in overeenstemming is met mijn levensopvattingen, weerklinkt regelmatig een belangrijke zinsnede uit de Dharmapada door mijn gedachten: "Truth is such that it does not give satisfaction to the emotion and intellect. Truth happens to be the most difficult thing for man to comprehend. It can only be fully comprehended by insight."
Eens te meer, en bij noodzakelijke herhaling, dien ik deze les te leren. Het blijft een feit dat het leven niet makkelijk of zorgeloos is, voor geen enkele sterveling. Het blijft een feitelijke en onomstotelijke waarheid dat de overgrote meerderheid der mensen dit niet beseft, laat staan ervaart als wezenlijke waarheid. "Blind is the world. Few are those who clearly see...Hard is the life of mortals....They blame those who sit silent, they blame those who speak to much. Those speaking little, they blame too. There is no one who is not blamed in this world....Easily seen are other one's faults, hard, indeed, to see are one's own....Attachment to wordly objects is far stronger than iron chains. That which is made of iron, wood or hemp, is not a strong bond, say the wise; the longing for jewels, ornaments, children, husbands and wives, is a far greater attachment....By degrees, little by little, from time to time, a wise person should remove his own inpurities, as a smith removes the dross of siver..."

Zo kan ik nog wel een hele tijd verder blijven citeren, maar het is mij daar niet om te doen in dit artikel. Ik heb vandaag mogen inzien dat ik nog lang niet de feitelijke draagwijdte van mijn verstandelijke en emotionele reacties kan implanteren in mijn inzichten. Ik blijf me maar druk maken over andermans dom- en botheden, mezelf voortdurend bezondigen aan dezelfde kortzichtigheden. Zo heeft het geen zin jezelf een inzichtrijke volgeling van de Boeddha te noemen. Op deze wijze blijf het louter jezelf een stempel op het voorhoofd drukken.
Wil ik een wijs en inzichtelijk rijk persoon worden, niet zo nodig met het label 'boeddhist' rond mijn hals, dan moet ik leren kalm en onbewogen te worden. In eerste instantie werkend aan mezelf zonder anderen te verwijten wat ikzelf nog niet beheers.
Ik wil een 'mensch' worden. De enige schakel in de keten van de mensheid waar ik enige invloed kan en mag op uitoefenen.
Met mijn welgemeende verontschuldigingen voor eerder gemaakte, fanatiek-domme uitspraken op deze blog.




donderdag 9 juni 2016

Na een tweedaagse reis via autocar en twee vliegtuigen, die ik spijtig genoeg ziek zijnde moest ondernemen, heb ik inmiddels het zuiden van Cambodja ingewisseld voor het noorden van Thailand. Voorbije zaterdagavond, de avond voor ik wilde vertrekken vanuit Kampot, werd ik plots en alweer hevig overvallen door de lichaamsvreemde bacterie die me sinds mijn verblijf in Nepal, inmiddels 6 jaren geleden, op geregelde tijdstippen zwaar parten speelt. Verondersteld dat ik de tel goed kan bijhouden, is dit reeds de zesde zware opstoot waarbij ik vele uren, bijna ononderbroken, op de badkamer dien door te brengen en zo goed als alle lichaamsvocht in een mum van tijd dreig te verliezen. Onbeschrijfelijk miserabel voel ik me dan. En in dergelijk geval vooral ook heel eenzaam en niet ondersteund. Want terwijl je niets anders kan doen dan je lichamelijke ontreddering te ondergaan, besef je pijnlijk duidelijk hoe broos je bestaan feitelijk is. Zonder overdrijven zijn dergelijke opstoten, die een oncontroleerbare en snelle dehydratatie kunnen veroorzaken, levensbedreigend.
Nu mag ik me gelukkig prijzen dat ik, evenwel vrij klein en fragiel ogend van lichaamsbouw, over een verbazingwekkende weerstand mag beschikken. Een waar geschenk van de natuur dat ik soms, in alle nederigheid, wel eens durf te vergelijken met wat overlevenden van de historische holocaust is overkomen. Ook indertijd is het, vreemd genoeg, gebleken dat de tenger en fysiek kwetsbaar ogende mensen de zware beproevingen beter konden doorstaan dan de bonkige kerels waarvan je zulks eerder zou verwachten. Het bleek namelijk dat die struise mannen er sneller fysiek én mentaal onderdoor gingen en bijgevolg er eerder het leven bij inschoten. Een vreemd verschijnsel?

Met enig inzicht in de evolutie van de mensheid hoeft dit ons evenwel niet te verbazen. De mens is doorheen zijn hele evolutieproces gaandeweg steeds groter geworden. Een bezoekje aan historische musea, waarbij je de slaapplaatsen, bedsteeën of graftombes van de indertijd levende mensen kan bezichtigen, maakt ons duidelijk dat we onderwijl fysiek een aardig stukje opgeschoten zijn. Veranderde en verbeterde voedingspatronen, verbeterde levensomstandigheden en een toegenomen kennis van de gezondheidszorg hebben dit, volkomen bewonderenswaardig, mee in de hand gewerkt. Bijgevolg is een mens geneigd om 'hallelujah' te roepen. Maar wat we niet inzien in onze verdwaling of immer verblinde visie op de realiteit, is dat we weeral eens de werkelijkheid op 'zijn kop' zien. Volkomen conform met hoe onze ogen de dingen ondersteboven opvangen maar onze hersenen dit corrigeren tot aanvaardbare beelden. Dit vraagt ongetwijfeld naar wat meer uitleg.

De Boeddha spreekt over de 4 inversies van de realiteit die zich in de menselijke 'psyché' schijnbaar normaal voordoen. Zo bv. aanzien we, schijnbaar volkomen en natuurlijk normaal, alles wat tijdelijk en dus vergankelijk is, als eeuwigdurend. Onze ego-gerichtheid gaat verder 'denken' dat er een onveranderlijk en eeuwig overlevend 'zelf' (ziel) bestaat. Bijgevolg verwarren we geluk met lijden en denken we dat materiële rijkdom ons iets substantieels kan bijbrengen. Tenslotte beschouwen we, in onze verblinding, voortdurend alles wat feitelijk lelijk is als zijnde mooi.
Toegegeven, en mogelijk vrij brutaal verwoord, ook ik blijf als man nooit onberoerd bij het aanschouwen van een prachtig, naakt vrouwenlichaam. Maar is dat betoverende lichaam 'in tijd' niet afhankelijk van veroudering en aftakeling? Is het eeuwig en vrij van ziektes en pijn? Is het tenslotte niets meer dan een tijdelijke, glinsterende verpakking, die eerder een massa slijm, bloed, groene gal, urine, onverteerd voedsel, onwelriekende ingewanden, zweet en prut produceert? Plat geformuleerd, maar onbetwistbare realiteit: vaak zie ik bloedmooie vrouwen zichzelf volstouwen met fastfood. Het lukt me bijgevolg niet meer om te ontkennen, wat ik af en toe in mijn verbeelding zie opdoemen, hoe ook zij zich bijgevolg moeten ontlasten op de toiletpot. Dit is de realiteit, niet wat we dromen over hoe we die realiteit liever zouden willen zien. Ik heb menselijke resten zien verbranden op crematieplaatsen. De restanten van mooie en minder mooie mensen gingen op in het verterende vuur. Thich Nhat Hanh zegt dat zowel vuur, aarde, water, lucht en ether verdraagzaam, tolerant zijn. Die elementen maken geen onderscheid tussen sterk of zwak, mooi of lelijk, juist of onjuist. Ze behandelen eenieder hetzelfde. Water, aarde, lucht, vuur en ruimte aanvaarden alles en iedereen. Ze geven leven zowel als dat ze dit terug absorberen.

Het is niet 'al goud dat blinkt'. Het is niet al wat er mooi en sterk uitziet, dat ook mooi en sterk is. Niemand is gebaat met een geschenkje dat verpakt is in een oogverblindend papiertje, met gouden strikje, indien het enkel een leeg doosje omhult. Maar laat daar nu juist ons diep menselijk probleem (om niet te snel het eerder juiste woord 'drama' te gebruiken) zich situeert: wij worden maar al te graag verblind. We klampen ons liever vast aan wat we 'denken' dat ons geluk en bevrediging kan verschaffen. Ons daarbij gemakshalve verschuilend achter wat zogenaamd wetenschappelijk bewijsbaar is bevonden. We snappen zo goed als niets van het ons omringende universum, en erger nog, van onze eigen psyché. We zijn echter wel bijzonder hautain, betweterig, autoritair en opdringerig. 'De aarde is van ons'. Huidig Vlaams minister van milieu, Joke Schouvliege, verklaart boudweg en openlijk: "Een boom heeft altijd al de functie gehad om gekapt te worden." Met alle respect voor de persoon in kwestie, dit vraagt naar een ontslag wegens vergaande onbekwaam- en onbevoegdheid inzake de toevertrouwde verantwoordelijkheid. Neen mevrouw, (en laat bij deze ook duidelijk wezen dat een opgedrongen quota tussen vrouwen en mannen in de regering geen steek houdt, het gaat hem louter over wie bekwaam is ) een boom heeft altijd al de functie gehad om zuurstof aan te maken. En verondersteld dat zelfs dit niet het geval was, heeft hij nog steeds het recht er te zijn en zijn inherente levenskracht te ontplooien zonder dat wij het recht hebben om daar, ongelimiteerd en uit puur winstbejag, gebruik van te maken. Maar we kunnen uiteraard de keuze maken straks met zijn allen per boot ons huis binnen te varen. Met de voorgestelde 'betonstop' tegen 2050 nemen we daar meteen een serieuze optie op. De betonlobby zal blij zijn dit te horen, want de orderboekjes zijn zo nog minstens voor de volgende 34 jaren volgeboekt. Mogelijk was het de bedoeling van de minister om, met dergelijke prietpraat, zowel de groene jongens als de ondernemers te paaien. Zou me niets verbazen van politiekers die meestal enkel uit zijn op het consolideren van hun persoonlijke machtspositie.

Graag wil ik hier 2 oneliners van mezelf aan toevoegen: "We are not the owner of anything or any place on the earth, we are supposed to be the protector of it."
"We need to respect what we want to enjoy."
Dit alles wil geenszins betekenen dat we het recht op het vruchtgebruik moeten uitsluiten. Maar dit mooie woord, dat nog meer betekenis krijgt in zijn (ietwat verouderde) Engelse vertaling: usufruct,  betekent letterlijk dat we het recht hebben de appel te smaken zonder de boom te willen verorberen. Meer nog, als je op termijn die lekkere en voedzame appels wil blijven smaken, kan je maar best de boom koesteren en respecteren. Het hoeft niet te verwonderen dat in dit super-materialistisch tijdssegment, dit prachtig Engels woord steeds meer in de vergetelheid geraakt. De massa wil liever het eigen huis bezitten dan het te moeten huren. Waardoor dan weer het aanbod van huurwoningen alsmaar verkleint en de huurprijzen onmenselijk de hoogte ingaan. Zijn we een deel van het probleem of een deel van de oplossing? Is de aarde van ons of mogen we er de vruchten van gebruiken? Hoe vreemd het ook mag overkomen, zelfs ons eigen lichaam is niet ons bezit. In principe behoort het eigenlijk eerder aan onze ouders, want het is ontstaan door de versmelting van een eicel van ons moeder met een zaadcel van ons vader. In bepaalde Tibetaanse scholen ziet men het stervensproces als het zich letterlijk ontbinden van beiden. Bijgevolg hebben we het eigen lichaam in 'bruikleen' gekregen, uiteraard met het vruchtgebruik (wat hier wel heel toepasselijk klinkt) ervan. Alleen al uit respect voor onze ouders kunnen we best maar dankbaar, oordeelkundig en met verantwoordelijkheidsbesef met dit lichaam omgaan. Zoals een goede huishuurder ook dient om te gaan met de eigendom van zijn huisbaas. Maar aangezien onze ouders op hun beurt evenmin de bezitters van hun lichaam waren, kunnen we ook hier de hele omgekeerde redenering terug naar de oorsprong maken en niets anders concluderen dan dat we letterlijk niets bezitten, alles slechts in tijdelijke bruikleen krijgen en dus niets bezaten voor we geboren werden, noch zullen meenemen na ons heengaan.

Daar ons, bij geboorterecht, het oordeelkundig en verantwoord vruchtgebruik verleend is van ons lichaam en de aarde -we moeten ons immers kunnen voeden, kleden, huisvesten- is er niets fout met o.a. een beperkt kappen van bomen. Indien we bv. stoelen, een tafel of een kast nodig hebben om ons bestaan zo comfortabel mogelijk te maken (wat niet hetzelfde betekent dan onszelf ongeoorloofde luxe toe te meten), kunnen we met dankbaarheid én respect het hout een nieuw leven geven. Een ambachtelijk gemaakte houten tafel kan, indien goed onderhouden en dus niet verwaarloosd, een bijzonder lange tijd zijn dienst bewijzen. Aan een dergelijke tafel kunnen zich, doorheen de jaren, bijzonder waardevolle gebeurtenissen voltrekken. Zulks onderhoudt en voedt de vloeiende 'lijn des levens'. De 'First Nation Americans', althans vele stammen die daartoe behoorden, verontschuldigden zich ritueel ten aanzien van het hele bos wanneer ze het nodig vonden een boom te kappen. Soms gingen ze zelfs zo ver om eerst het hele bos 'mentaal' te verdoven om zo geen onnodig lijden te veroorzaken. Dit in schril contrast met westerse overheersers, die na het aanleggen van de spoorwegen, half open treinwagons verhuurden om jagers, voor hun amusement, de gelegenheid te bieden zoveel mogelijk bizons op de prairies af te schieten.
Indien Joke Schouvliege, als minister van milieu in een regering die voornamelijk de belangen van de ondernemers -en dus de kapitaalkrachtigen- wil veiligstellen, denkt dat ze met haar handtekening, die het recht verleent aan een bedrijf om een stuk waardevol (én beschermd) bos te kappen voor de zogenaamd noodzakelijke bedrijfsuitbreiding (zeg en schrijf winstbejag), met als enige officiële verantwoording dat dit mogelijk 300 nieuwe banen kan scheppen, haar verantwoordelijkheid juist heeft ingevuld, maakt ze een gevaarlijke inschattingsfout. Als verantwoordelijke voor het milieu, dien je de belangen van het milieu te beschermen. Als je jezelf daarbij, en volkomen terecht, ook de belangen van de vele werklozen wil aantrekken, creëer je bijgevolg 300 nieuwe overheidsbanen voor mensen die oordeelkundig het resterende natuurerfgoed kunnen helpen onderhouden. Maar dan moet je wel hard op de houten onderhandelingstafel van je eerste minister gaan kloppen, en hem duidelijk maken dat het budget hiervoor beter besteed is dan aan de aanschaf van nieuwe, peperdure straaljagers. Dit maakt enkel maar het Amerikaans toeleveringsbedrijf van deze 'geluidsmuur-doorbrekende' krengen beter en dus rijker. En waarom hebben we die nodig? Juist ja, om nog meer kinderziekenhuizen en burgerdoelen te gaan platleggen in een ander land waar we onze persoonlijke belangen willen veiligstellen. Denkt men nu echt dat men op deze wijze het 'spookbeeld', dat zich Islamitische Staat noemt, een halt kan toeroepen? Mogelijk is het wijzer de werkloze, Marokkaanse 'hangjongeren' uit Molenbeek, Anderlecht, Borgerhout, Hoboken... een eerlijk verloonde job aan te bieden als onderhoudsdeskundige van bossen, parken en plantsoenen. Dat zou tenminste beter stroken met wat de Boeddha als 'right livelihood', of met heilzaam levensonderhoud, bedoelde. En kan ons mogelijk op termijn behoeden tegen potentieel, nieuwe zelfmoordterroristen. Niet twee, maar drie vliegen in één klap.

Ik realiseer me dat de aandachtige lezer zich mogelijk kan afvragen wat nu eigenlijk de rode draad is die het uitgangspunt van dit artikel verbindt met al het voorgaande. Vooreerst en nogmaals: niets staat op zichzelf en dus los van mekaar. Maar ter verduidelijking, waarom zou het ons moeten verbazen dat wat er ogenschijnlijk sterk, robuust of uiterlijk aantrekkelijk uitziet, eventueel zwakker kan zijn dan wat eerder zo overkomt? M.a.w. waarom laten we ons zo vaak verblinden? Waarom laten we ons zo vaak misleiden door wat onze zintuiglijke impressies en conceptuele denkpatronen ons als waarheid zijnde opdringen? Zo gaan we er, vaak verkeerdelijk maar gemakshalve van uit dat fysiek sterk ogende mannen of beeldschoon ogende vrouwen, het makkelijker zouden hebben in het leven. Meer nog, we denken (niet geheel vrij van jalousie) dat materiele rijkdom het leven aangenamer kan maken. Het antwoord hierop: 'ja en nee', verheldert ook niet meteen de zaken. En wat moeten we met beleidsvoerders, die maar al te graag de hielen likken van belangengroepen die hen in het zadel houden in ruil voor het beschermen van hun machtspositie?
Vanuit Boeddhistisch gezichtspunt kunnen we stellen dat het, tijdens vorige levens geaccumuleerd, heilzaam karma, ons huidig bestaan aangenamer, meer comfortabel kan maken. Maar dat blijft een broos en kwetsbaar gegeven. Indien we die meer comfortabele positie niet juist kunnen inschatten, of naar waarde kunnen waarderen, ontwikkelen we stantepede meteen weer nieuw en onheilzaam karma. Zo blijven we maar in cirkeltjes ronddraaien, het hele doldraaiende rad van samsara steeds opnieuw in stand houdend. Dan is het makkelijk, maar evenzeer oerdom, om de schuld of verantwoordelijkheid voor ons ongeluk of falen buiten onszelf te zoeken. Om dit met een duidelijk voorbeeld te stellen: de recente treintramp in Wallonië blijkt zogezegd, na het vinden van de zwarte dozen, toe te schrijven aan een menselijke fout. Oh ja? En verondersteld dat het eigenlijk was toe te schrijven aan een technische fout, wie was dan de eindverantwoordelijke? Zijn het uiteindelijk geen mensen geweest die aan de basis lagen van de technologie? Wie of wat anders heeft deze technologie, die juist daarom ook nooit als onfeilbaar kan beschouwd worden, ontwikkeld? Buitenaardse wezens misschien?
Niets is onfeilbaar, niets is perfect -behalve de onbevattelijke Dharma-wetmatigheden-, waar wij nog lang geen kaas van gegeten hebben. Deze natuurlijke wetmatigheden zorgen er slechts voor dat, wanneer de juiste omstandigheden samenvallen, wij de gevolgen van onze eerdere en huidige acties niet kunnen ontlopen. Wie anders dan onszelf kunnen we hier verantwoordelijk voor stellen?

Maar ik blijf een mensenvriend. Altijd al geweest. In de Boeddha zie ik niet louter mijn absolute leermeester en meerdere, dat is zondermeer waar, maar ik tracht zijn diepste bedoelingen tevens te begrijpen. Hij bleef volhardend beweren een mens (en bijgevolg geen god) te zijn. Zijn laatste woorden, alvorens het aards bestaan definitief achter zich te laten, zijn en blijven behoren tot het mooiste en diepste wat ik ooit mocht vernemen: "Whoever sees me, see the Dharma. Whoever sees the Dharma, see me."
Waarmee hij duidelijk maakte dat er geen opvolger voor hem moest gezocht of aangeduid worden. Hij was immers geen leider, enkel de 'vinger die naar de maan wijst.' Richt jezelf naar de Dharma, de volkomen natuurlijke, universele en rechtvaardige wetmatigheden die alles sturen. Zoek en vindt de Boeddha in jezelf. Het is de enige plek, alleen niet in tijd en ruimte te situeren en dus wetenschappelijk nooit te detecteren, waar je de waarheid van je bestaan kunt vinden. "No birth makes one noble, no possession makes one noble, no beautyness makes one noble...only conduct makes one noble."
Het maakt hierbij niets uit of deze woorden exact uit de mond van de historische Boeddha zijn gekomen of niet.  Zelfs al komen ze uit mijn mond. Zo lang ze conform zijn met de Dharma , zijn ze de authentieke woorden van de Boeddha. De Boeddha in jou en mij.
Aan eenieder de vrije keuze. Let wel: actie verwekt reactie.