zaterdag 29 december 2012

Nadat ik de voorbije 12 dagen 6 sessies kinesitherapie had afgewerkt in het hospitaal dichtbij mijn hotel in Ubon, heeft Tom me deze ochtend naar Wat Pah Nanachat gereden in zijn tuk-tuk. Ik wilde poolshoogte gaan nemen over mijn mogelijkheden tot verblijf maar zoals te verwachten, is het er momenteel te druk. In normale omstandigheden biedt het klooster zijn gastvrijheid aan aan maximum 13 mannelijke lekenboeddhisten. Op het ogenblik verblijven er 15 en gisteren hebben er zich nog twee nieuwe aangemeld.

Nochtans werd ik hartelijk begroet door de abt en enkele andere monniken en kon ik een fijn gesprek aanknopen met een Tjechische monnik die ik nog ken van eerdere verblijven. Hij was, en is nog steeds de monnik die de werkzaamheden in het klooster regelt en het werkhuis beheert. Een belangrijke Ajhan in de hierarchie wiens naam ik echter vergeten ben. Hij nodigde mij uit om alleszins het jaareinde bij hun te komen vieren (celebreren is een betere uitdrukking in dit geval). Ongeacht het aantal aanwezige leken biedt het klooster altijd een enkele overnachting aan. Dan zou ik met de guestmonk, vandaag niet aanwezig doch de enige die over gastverblijven mag beslissen, kunnen praten en de werkmonnik was ervan overtuigd dat er voor mij een aparte regeling kan getroffen worden. Ik weet dat ik een welgekome gast in dit klooster ben. Altijd weer een fijn gevoel.

Dat ik oudjaarsdag, avond en nacht in Wat Pah Nanachat kan doorbrengen, vind ik een uitstekend idee. Alle feestdrukte, Amerikaanse kerstmuziek en overdadige consumptie aan mij voorbij latend en geen verleiding om zelf teveel te drinken of te roken. Terwijl ik alle overbodige bagage in mijn hotelkamer hou, kan ik zo verblijven tussen mensen die ook de stilte en waarachtigheid niet schuwen. Geen slecht eind aan een jaar dat voor mij soms tegenstrijdige ervaringen in zich hield. Want gedurende mijn 3-jarige, thuisloze rondreis doorheen Azie kwam de twijfel steeds regelmatiger opzetten.
Vooral dan de twijfel over de sterkte van mijn persoonlijke, spirituele wandelgang.

In het boek "Na het feest komt de afwas" van Jack Kornfield kon ik eerder getuigenissen lezen van mensen die een spirituele terugval van formaat meemaakten. Niet dat ik aan de waarde of de inhoud van Boeddha's leer ben beginnen twijfelen. Maar meermaals voelde ik me verplicht een langere tijd in steden te verblijven waar de confrontatie met het mondaine leven me niet makkelijk viel. Mara, onze donkere kant van begeerten, oordelen en vooroordelen, van agitatie en depressie, loert dan om menige straathoek. Zo vergat ik nogal eens een van mijn favoriete motto's: "It's a good man's destiny to travel alone along the road". Dan wil een mens, eenzaam temidden de massa, zich makkelijk vasthaken aan oppervlakkig vertier. Gewoonweg ergens bijhoren, maakt niet uit bij wat of wie. Zulks bevredigt uitsluitend tijdelijk of zelfs helemaal niets. Tezamen met de kater komt het gevoel van leegte, nutteloosheid en bedriegelijke schijn.
De Boeddha heeft de gemeenschap van monniken en nonnen (de sangha) opgericht omdat, volgens hem, niemand uitsluitend alleen waarachtig recht kan blijven in het lekenbestaan. Tenzij je jezelf afzondert in een kluizenaarsgrot. Daar kan je bedenkingen bij hebben, ikzelf weet dat dit voor mij geldend is. Dat kluizenaarsleven is anderzijds ook niets voor mij.

Spijtig genoeg bestaat (en groeit) er ook zoiets als spiritueel toerisme of consumentisme. Mensen die reeds een stevige voetafdruk in hun thuisland hebben, want alles behouden, en er hier nog eentje tijdelijk komen bijzetten. Zij vullen de beperkt beschikbare ruimte op, keren na een korte periode terug naar hun vroegere levenswijze. Nu ben ik echter weer aan het oordelen. Ik zal geduldig wachten en blijven tekenen in mijn hotel tot er een plaatsje vrijkomt in het klooster. Iedereen heeft zijn rechten.

De Tjechische werkmonnik vroeg me waarom ik er niet over dacht monnik te worden. Hij realiseerde zich even niet meer dat dit na je 50ste praktisch nergens nog mogelijk is. Afgezien van het feit of ik dit nog altijd ambieer, want daar ben ik nog steeds niet helemaal uit. Ik antwoordde hem dat ik graag verblijf in Theravada kloosters maar dat ik me in mijn hart een mahayana boeddhist voel. Dat ik, door voor de eerste keer mijn eed als lekenboeddhist af te leggen in Plum Village, behoor tot de opvolgingslijn van Thich Nhat Hanh. Dat deze zenmeester door zijn ecologische, artistieke en sociaal geengageerde instelling mijn basisleraar is.
'En waarom je keuze voor Vietnam?' Vietnam heeft een bijzondere aantrekkingskracht op mij. Hierdoor maak ik het mezelf niet makkelijk maar ik ben ook nooit een makkelijk mens geweest. Eerder een complexe en gecompliceerde natuur. En dat past wel bij een land met een complexe historie en een gecompliceerde ontwikkeling. Een land met tegenstellingen die met mekaar moeten verzoend geraken. Zo ook in mij. Het verhaal van de passionele artiest en de beheerste boeddhist.
Mogelijk blijft het de bedoeling om de eerste niet-Vietnamese Thu Phap Master te worden. Of keer ik weer naar de wortels uit een eerder bestaan?

Twee Franse gezinnen met kleine kinderen kwamen deze avond, omstreeks 22u, terug aan in het hotel. Eerst de kindjes en dan de volwassenen raakten geinteresseerd in mijn tekenwerk. Wat volgde was een aangenaam gesprek, afwisselend in het Frans en het Engels. Ik mag niet klagen over een gebrek aan aandacht. Het jongste dochterje van de grote baas van het hotel, ik schat ze ongeveer 8 oud, is mijn grootste fan. Elke dag komt ze me heel verlegen opzoeken en volgt ze mijn artistieke evoluties. Het stemt me blij te zien hoe fier ze is met het eenvoudig, zilveren halssnoertje dat ik haar als een cadeautje geschonken heb. Dit zat nog in mijn bagage te wachten op de geschikte 'lady'. Kinderen staan zoveel dichter bij de werkelijkheid die het waard is.

dinsdag 18 december 2012

Voorbije zaterdag afscheid genomen van Ward en Nana met een etentje aan de waterkant in Chanthaburi City. In de loop van de namiddag had ik mijn laatste oefeningen met de minzame fysiotherapeute in het Bangkok Hospital afgewerkt en bijgevolg, aangezien ik maandag vroeg in de ochtend wilde vertrekken naar Ubon Ratchatani, bracht het koppel me naar het vlakbij gelegen Kiatkachorn Hotel. De zeer ruime kamer, volledig in stijlvol wit en met alle modern comfort, overtrof mijn stoutste verwachtingen. Mooi, proper en rustgevend zoals ik het tot hiertoe nog niet had meegemaakt. Dus heb ik daar zondag een ontspannen dag aangebreid. 's Avonds op tijd in bed en gisteren om 6u in de morgen uit de veren. Vastbesloten om de trip naar Ubon in een dag vol te maken. Mijn eerste zelfstandige reis sinds mijn ongeval, eigenhandig de bagage rondzeulend.

Het werd een trip die qua tijdsduur enigszins tegenviel. Alles bij mekaar zo'n 15 uren 'buszitten' en ongeveer 4 uren wachttijd tussendoor. Hierdoor kwam ik in het holst van de nacht omstreeks 2.30 in Ubon aan. Dankzij een eerder telefoontje van Nana verwachtte men mij gelukkig nog in het Sri Isan Hotel. Nog een 5-tal uurtjes slapen in een bed dat pecies bleef schommelen zoals de gammele bus. Maar eigenlijk viel het allemaal best mee, afgezien de pijn in mijn opgesteven schouder vanwege te weinig beweging. Het betekent een geruststelling dat ik weer alleen op pad kan.  

Vandaag, na het ontbijt en een fijn weerzien met de staf van het hotel, enkele noodzakelijke en vooral nuttige boodschappen afgewerkt. Ook mijn toevallige ontmoeting met Tom, de 76-jarige tuk-tuk chauffeur die me vorige keren regelmatig vanuit Ubon naar Wat Pah Nanachat bracht, deed deugd. Een energiek man die er met zijn zwart geverfde haren makkelijk 10 jaren jonger uitziet. En hij spreekt, uitzonderlijk in Ubon, een stevige mond vol Engels. Ik voel me best thuis op deze stilaan vertrouwde plek.

Wie denkt dat Ubon Ratchatani een achtergestelde stad is in een stuk Thailand waar van oudsher op neergekeken wordt, moet deze mening herzien. Toegegeven, de algemene levensstandaard lijkt wel iets lager dan in Chanthaburi maar, voor zover ik het kan waarnemen, is dit een Thaise stad die voor geen andere moet onderdoen. Telkenmale ik hier kom zie ik veranderingen en verbeteringen alom. Alles wat ik denk nodig te hebben of me wensen kan, vind ik hier en zelfs dicht in de buurt. Juist om de hoek van mijn hotel is er, bij wijze van voorbeeld, een grote muziekwinkel waar je alle soorten en maten van gitaren kan vinden. Die heb ik nu niet direct nodig maar bij wijze van spreken... Naar een dergelijke winkel heb ik wel eens eerder in Aziatische steden lopen uitkijken. Zonder succes trouwens. Somtijds mis ik mijn vroeger instrument en momenteel zou het bijzonder oefenmateriaal zijn voor mijn beschadigde schouder. Toch maar niet doen denk ik wijselijk. Ik ben te weinig muzikant om het verantwoord te maken met een gitaar rond te trekken. Deze schoenmaker kan best bij zijn leest blijven. Mijn tekenpapier en -materiaal wegen al voldoende in mijn koffer-op-wieltjes. Het zal allicht meer verantwoord zijn om dit als mijn resterende bezittingen rond te dragen. Al heb ik geen zorgen over onroerend goed en andere materiele ballast, ik ben nog geen monnik wiens overgebleven bezittingen op een piepklein nachttafeltje passen.

De tekeningen, waarbij Ward me zaterdag prima geholpen heeft om ze zo goed mogelijk op deze blog te publiceren, zijn allen gemaakt tijdens mijn verblijven in Laos, Thailand en Vietnam. Vroegere artistieke ambities heb ik hierbij achter mij gelaten. Ik wilde slechts tot een diepe rust, 'gedachtenloosheid' en intense concentratie komen. Hierbij moesten een setje van 12 aquarel-kleurpotloden en een blok simpel tekenpapier voldoende zijn. Ze hebben echter de nodige tijd gevraagd, gelaagd zoals ze zijn. Het gekozen onderwerp gaf me de gelegenheid hieraan ook in het klooster Wat Pah Nanachat te mogen werken. Het strenge Theravada boeddhisme laat anders geen ruimte voor artistieke uitingen die de zintuiglijke geneugten louter stimuleren. Tenzij dit het onderwerp 'dhamma' (Pali) helpt door te geven. Hier luidt het motto (vrij vertaald): het schenken van de dhamma overstijgt alle andere giften. Werken aan een dhamma-tekening wordt als een doorgeven van inzicht beschouwd. Er hangen in Wat Pah Nanachat dan ook enkele, door de monniken mooi ingekaderde kleurcopieen aan de muur. Ze zijn van een bijzondere kwaliteit dankzij de Japanse technologie die ik in Vientiane (Laos) mocht tegenkomen en zijn bijgevolg nauwelijks van de originelen te onderscheiden. Geen artistieke pretenties meer maar toch nog altijd fier dus...

Wat betreft de Vietnamese calligrafie (Thu Phap- Thu Hoa). 'Coi Nguon' betekent contactpunt.
'Toi la hu vo, chung ta la mot nha': 'Ik' bestaat niet, er is enkel 'wij'.
'Tu tuong cung nhu hat giong, hat giong phat sanh ngon ngu va hanh dong': Gedachten zijn gelijk zaden, van daaruit ontspringen onze woorden en daden.
De andere calligrafische teksten zijn, zelfs voor de Vietnamezen, vrijwel onvertaalbaar. Deze gezegdes zijn overgenomen uit oude Chinese wijsheden. De inhoud handelt 'grosso modo' over het respect dat kinderen voor hun ouders en grootouders dienen te betonen en de aandacht dat voorgaande aan hun nageslacht dienen te besteden.

Deze namiddag heb ik me naar het Ubonrak Thonburi Hospital in Ubon laten voeren. Eigenlijk op nog geen 10 min verwijderd van Sri Isan Hotel. Deze kliniek is behoorlijk kleiner en minder modern uitgerust dan het Bangkok Hospital maar oogde nog altijd professioneel. Het koste enige moeite om in het Engels uit te leggen waar ik voor kwam. Met goede wil werd ik tot aan de afdeling 'physical therapy' gebracht. Op het eerste gezicht teleurstellend, laat me echter het voordeel van de twijfel behouden. Enkele jonge Thaise mannen waren nogal lacherig bezig met oude Thaise vrouwen die nog amper konden bewegen. Toen ik eindelijk in contact gebracht werd met het hoofd van de afdeling, de vrouw van middelbare leeftijd die zich presenteerde als de echte fysiotherapeute, vond ik het gesprek redelijk moeizaam verlopen. Niet vanwege haar vermeende onkunde van de Engelse taal, want die was behoorlijk goed, maar omwille van haar redelijk hautaine houding. Zo beweerde ze na het bekijken van de in Bangkok genomen rontgenfoto's, in tegenstelling tot de bevindingen van de vrouwelijke arts aldaar, dat mijn schouderbreuk nog steeds niet gehecht is. Vreemd, op het begeleidende schrijven stond echter: "The alignment has achieved."
Ik wil niet op de zaken vooruitlopen maar het betekent een tegenvaller dat men hier 1200 Bath per uur vraagt. Meer dan het dubbele bedrag want in het Bangkok Hospital betaalde ik 600 Bath voor een 2 uur durende behandeling. Nog altijd niet teveel naar Belgische norm maar hoe moet ik dit uitleggen aan mijn verzekeringsinstelling?
Ik ben nochtans overeengekomen me morgenvroeg om 9u present te verklaren. We gaan het even afwachten. Later zie ik wel of dit het waard is om een 3-tal keren per week de verplaatsing van Wat Pah Nanachat naar de kliniek te maken, een heel eind verder. Voorlopig moet ik alles zelf betalen en dat mag nodig blijken, het moet het ook waard zijn.      

Zeker is dat ik de kerst in het Sri Isan Hotel zal doorbrengen. Mijn derde kerst buiten Belgie. Moet ik daar om treuren? Wat betekent deze voor mij ooit zo belangrijke periode nog? Her en der staan hier flikkerende en fonkelende kerstbomen, steevast met in kleurig papier verpakte cadeautjes eronder. Het voelt stupide aan in temperaturen die boven de 30 graden klimmen. Bij de oppervlakkige romantiek van kerstmis hoort sneeuw en koude. En rood-witte coca-cola mutsjes. Je kunt het niet voor waar aannemen maar ook hier is dat de verplichte outfit aan de kassa's in de supermarkt. Laat dit dan toch maar aan mij voorbijgaan.
Dat het deze periode toeristisch hoogseizoen is merk ik nu ook in het hotel in Ubon. Tijdens eerdere verblijven ben ik sporadisch een westers toerist tegengekomen maar nu zie ik hier meerdere, voornamelijk Duits sprekende gasten in de lobby.

Inmiddels is het woensdag 19/12. Ben ongeveer 2 uurtjes terug van de eerste therapie-sessie in het plaatselijke hospitaal. Hoe effectief deze behandeling is, zal zich nog moeten uitwijzen. Ze is nogal verschillend van deze in het Bangkok Hospital. Slechts een uur durend, meer en steviger gebruik van elektrische stimulatie, minder pijnlijke maar ook minder doortastende manuele manipulatie. Waarschijnlijk was mijn eerdere vaststelling dat de therapeute in Chanthaburi een bijzonder iemand is, correct. De vibraties die van haar handen (en ogen) uitgingen waren zonder meer apart. In eender welk beroep kom je eerder zeldzaam iemand tegen die over de ware gave en toewijding beschikt. Dit geldt met name voor de sociale sector. Dokters, verplegend en ander paramedisch personeel, leerkrachten, sociaal assistenten, straathoekwerkers, opvoeders...enz, indien ze de juiste motivatie kunnen koppelen aan hun talent, inzicht en ervaring, bouwen ze enorm veel goed karma op. Ze dragen mijn be-en verwondering. Nadthachit Tothes, want zo noemt de minzame kinesiste in Chanthaburi, had zelfs een uitgebreid verslag klaarliggen als aanbeveling voor de therapeute in Ubon. Daar hoefde ik niet eens naar te vragen. Het bleek tevens dat ze dagelijks nota's had bijgehouden over mijn vorderingen. Enkel al de wijze waarop zij een 'hot pack' aanbracht...Ach laat me erover ophouden. Ik mag niet vergeten een 'homeless buddhist traveller' te zijn die zich best niet al te sterk hecht. Toen Tothes mijn vraag over de interne verhuis van haar afdeling in het hospitaal verkeerd verstond, antwoordde ze me redelijk grappig " I have a baby. She is one and a half years old." Dacht ze dat ik het bedoelde haar mee te nemen naar Ubon?

Echter te vroeg voor conclusies over mijn huidige behandeling. Laat het mij nog maar afwachten. Baat het niet, dan schaadt het niet en bovendien heb ik geen andere keuze. Morgen wil ik een bezoekje brengen aan het klooster. Eens horen of er voor mij tijdens deze drukke periode nog een plaatsje vrij is. Op hun website lees ik dat dit tijdens deze periode riskant is.
Toen ik weerkeerde van het Ubonrak Hospital zat een al wat oudere, Thaise monnik te roken en met zijn modieus mobieltje te spelen op het terras van het Sri Isan Hotel. Mij choqueert dit al langer niet meer. Ik wil daar niet over oordelen, weet enkel dat de westerse monniken van het internationaal woudklooster Wat Pah Nanachat de gedragsregels van de Vinaya heel serieus nemen. Westerse grondigheid gekoppeld aan oosterse spiritualiteit. Mogen we inderdaad beweren dat het westers boeddhisme momenteel een stevige vlucht voorwaarts neemt?

Mijn voornemen om deze blog opnieuw 'droog te leggen' kan ik weer maar eens niet volhouden. Het schrijven en tekenen zit te diep verankerd in mijn geest. Niet bedoeld als bevestiging van mijn ego, wel als een soort 'zelftherapie'. Waar die sterke drang vandaan komt om mezelf en mijn waarnemingen te uiten, moet ik nog meditatief uitzoeken. Voorlopig kan ik daar nog geen afstand van nemen. Al besef ik terdege de relatieve waarde ervan. Als ietwat zenboeddhist zou ik beter meer aandacht besteden aan het 'worden' i.p.v. het 'uiten'.  

zaterdag 15 december 2012

woensdag 5 december 2012

Vandaag is het 5 december. Gisteren was het de verjaardag van Livien, mijn schoonbroer, ergens tezamen met mijn zus op reis tussen Cambodja en Laos. Morgen vieren de kindjes in mijn thuisland het feest van Sinterklaas. Denk daarbij terug aan die jaren dat ik met mijn vrouw het speelgoed en lekkers de avond tevoren op de tafel uitstalde. Hadden we de juiste dingen aangeschaft? Zouden Melina, Ward, Jerpe en Senne wel blij zijn met het aangebodene? Momenteel ben ik reeds grootvader van Boke en Florke, de prachtkereltjes van mijn dochter. Ik kan me hun opgewonden blijdschap en bijhorende rode wangetjes levendig voor de geest halen. Al is het een grote kermis en zou ik het met mijn huidige inzichten misschien anders aanpakken, deze onverbeterlijke romanticus kon (en kan nog steeds) van zulke dingen genieten. Het biedt alleszins stof genoeg om over mijn vervlogen leven te mijmeren. Ik ben inmiddels heel wat kinderen tegengekomen die nooit kunnen dromen over wat de mijne te beurt viel. Het maakt me niet zozeer opstandig meer maar stemt me nog altijd droevig. Dit alles blijft botsen met mijn rechtvaardigheidsgevoel maar er is meer plaats vrijgekomen voor inzicht en aanvaarding. Moet ik er mij zorgen over maken dat de krijger in mij, de idealistische strijder, plaats heeft geruimd voor de observerende grijsaard? De posters van Che Chevara, hier nog prominent in het straatbeeld, behoren tot kamermuren uit een ver verleden. Geen wapen in mijn handen, dat had ik als jonge gewetensbezwaarde al begrepen.

Maar goed, vandaag is het dus 5 december. In Thailand betekent dit vaderdag en dus feest. Op deze vrije dag voor iedereen wordt de verjaardag van de koning, de vader des volks, gevierd. Ik heb het gedurende mijn vorige bezoeken altijd al enorm kunnen waarderen, de wijze waarop dit volk zijn koning respecteert, graag ziet, aanbidt zelfs. Overal in het land zie je reusachtige portretten van hem, steeds omringd met kleurrijke bloemen en de nationale, driekleurige vlaggen. De gehele natie schaart zich achter deze minzame monarch die blijkbaar ruimschoots hun adoratie verdient. Met zijn vele goede daden uit het verleden betekent hij de bindstof van deze samenleving. Een beetje vergelijkbaar met 'nonkel' Ho Chi Minh in Vietnam. Al is de geschiedenis van deze man heel verschillend, ook hij bleek eenvoudig van inborst. Nooit verlegen om de aandacht te richten naar de man in de straat. Ik vind dat mooi. Het behoort een goede huisvader zijn gezin liefdevol te bejegenen en te besturen. De tegenstellingen te verzoenen. Liefde en genegenheid, onder welke vorm dan ook, zijn immer heilzaam.

Als een westers, rationeel denkend mens heb ik echter een bedenking. Een dermate persoonlijkheidsverering, zelfs verantwoord, doet me terugdenken aan eerdere precedenten uit onze Europese geschiedenis. Het heeft iets religieus: een leider, een god. Gelukkig bestaat er in Thailand officieel een scheiding tussen staat en religie. En eigenlijk vind ik het ook best dat recent de dalai lama afstand genomen heeft van zijn politieke rechten. Als een reiziger op het spirituele pad kan ik wereldse aangelegenheden moeilijk verzoenen met een gedegen inzicht in de oneindige leegte (shunyata) waaruit alles ontstaat en vergaat. Maar een koning die zijn volk bestuurt als een wijze vader, staat symbool voor een stevig dak boven het huis. Daar heerst warmte, beschutting en een goed leven. Ik voel me een welgekome gast in dat gastvrije huis.

De koning is echter ook niet bestand tegen de onvermijdelijkheid van tijd en ouderdom. Zijn eens zo levendige verschijning maakt plaats voor broosheid en kwetsbaarheid. Hoe lang mag hij nog leven? Geen roem, rijkdom of wereldse macht ontkomt aan de wet van de tijdelijkheid. Telkens ik mijn mailpost wil lezen en dus gmail.com open, zie ik, linksonder op mijn schermpje, de namen van goede chatvrienden. Bovenaan staat nog altijd de naam van mijn jarenlange Nederlandse vriend, Henk Biesterbos. Nochtans is hij nu weeral bijna een jaar overleden. Nog dagelijks denk ik aan hem. Hij was me komen opzoeken toen ik enige tijd in Paktongchai (Khorat) studeerde en er een kamer huurde. We namen afscheid na een week en spraken af mekaar weer te zien ergens tussen Thailand en Belgie. Het heeft niet mogen zijn. Een anyeurisma in zijn buik, ten gevolge de verweking van de aderwanden, liet hem onverwachts doodbloeden. Henk, geen drinker maar een verwoed roker, was net 60 geworden. Opnieuw stof om over te contempleren. Ik kan niet besluiten zijn naam van mijn scherm weg te halen. Zo herinnert hij me telkens weer aan de tijdelijkheid van ons bestaan.

Gisteren beeindigde ik het boek 'Bloemen voor Boeddha' van Marian Henderson. Een eerlijk en persoonlijk relaas van iemand die met twijfels het pad bewandeld. Daarom boeiend somtijds maar ook melig af en toe. Met alle respect gesteld, heb ik er weinig aan gehad. Niet echt waard dit extra gewicht in mijn zo zorgvuldig afgewogen bagage mee te nemen. Maar toch, wanneer ze het heeft over de dood en het voorafgaande proces, moest ik even naar adem happen. Prompt wilde ik stoppen met roken. Dat heb ik welgeteld twee uren volgehouden. Dan maar begonnen in dat andere meegebrachte boekje: 'Naakt Zien' door Padmasambhava. Een goed vervolg op 'Boeddhistische psychologie' van Robert Hartzema. Hierin gaat het verder over hoe ons voor te bereiden op de nakende dood. Daarvoor blijkt het nooit vroeg genoeg.

Ik heb mijn moeder op de straatstenen zien sterven en heb het me sindsdien beklaagd haar daarbij niet beter te hebben kunnen helpen. Maanden later maakte ik kennis met het 'Tibetaans boek van leven en sterven' in de unieke versie van Robert Thurman. Ach ja, alles zal zich wel op de juiste tijd aan ons openbaren. Wanneer we er rijp voor zijn. Ik heb, gelukkig genoeg, aan die bewogen periode, -op diezelfde dag werd mijn eerste kleinkind geboren en pleegde de oudste dochter van een collega zelfdoding-, een mooi dichtbundeltje overgehouden: 'In jouw schaduw wil ik verkoeling zoeken'. Mooi qua vorm en lay-out, het werk van Ward toen die nog grafisch vormgever was. De titel was zomaar in mij opgekomen en ik vond deze goed genoeg om te behouden. Later las ik dat de jonge Gautama zijn allereerste 'verlichtingsmoment' meemaakte onder de Jambu tree (rose-apple tree). Volgens het fantasierijke verhaal dat hier rond geweven wordt, bleef die schaduw onbeweeglijk het kind beschermen, ongeacht de stand van de zon. Ik ben een zwaar gelukkig mens. Daar moet ik niet aan tillen.

Alhoewel ik niet wil meegaan in Marian Henderson's gevoel van tekortkoming, moet ik toegeven me tegenwoordig ook niet al te best op het pad te voelen. De omstandigheden mogen geen reden tot excuus vormen. Het ligt bij mij. Punt uit. Om het met de woorden van Thich Nhat Hanh te zeggen: "Morgen liggen er 24 gloednieuwe uren op mij te wachten." Daar ga ik mee opstaan ja.
Mensen verwijten me soms al te persoonlijk, te emotioneel of loslippig te schrijven. Niet geheel ten onrechte trouwens. Net als bij de dalai lama, die dat goedlachs toegeeft, ligt mijn hart dikwijls te ver vooraan op mijn tong. Volgens hem is dit juist de wijze om contact te maken van hart tot hart. Iedereen, ongeacht stand of status, ras of huidskleur, als een broeder, zuster of vriend te leren zien.  Een logisch gevolg van de zienswijze dat niets menselijks ons vreemd is. In Azie bemerk ik nogal wat verschillende gevoeligheden maar wanneer het aankomt op
de 'matters of the heart' zijn we allen eender. Een scherp observator ziet doorheen het dunne laagje culturele vernis. In de ander herkennen we onze kleine tekortkomingen, alsook onze grootsheid. De boeddhistische psychologie gaat over universele thema's en spoort ons aan tot een universeel verantwoordelijkheidsgevoel. Nooit of nimmer wil ik mensen persoonlijk aanvallen of terechtwijzen. Waar zou ik deze pretentie mogen vandaan halen?

Ik ben er mezelf van bewust soms dit medium, dat ten alle tijden publiekelijk open staat, niet voldoende op zijn kwetsbaarheid in te schatten. Ik schrijf associatief, haak de ene bewustzijnsstroom aan de andere. Ik wil echter in de toekomst vermijden over anderen dan mezelf te schrijven. Beloof plechtig me mindful bij mijn belevenissen te houden. Mijn zwakheden zijn de jouwe, en andersom. Dat moeten we onszelf leren toegeven. Slechts zo blijven we elkanders leraar.
Echter nooit zal ik me kunnen verzoenen met het woord "falang". Want het wijst op wij en de anderen. Volgens mijn inzichten zijn we allen een. Geen noodzaak om een zwarte Afrikaan een "nigger" te noemen. Er bestaat niet zoiets als een falang, we behoren allen tot het mensenras. Al is het maar een benaming, we moeten onze woorden zorgvuldig kiezen.

zondag 2 december 2012


Gisteren met Ward en Nana terug naar het Bangkok Hospital in Chanthaburi  geweest.  Het was nu weeral 14 dagen geleden en de orthopedisch specialist, de fysiotherapiste en ikzelf wilden eens weten hoe effectief mijn eigen oefenprogramma was uitgepakt. Zelf voelde ik er mij niet al te gerust bij. Ik sta nog elke dag op met pijn en ga er ook mee slapen. Bovendien was er weinig vooruitgang te bespeuren in de bewegingscapaciteit van de gekwetste arm.

Zowel de dokter als de fysiotherapiste vonden mijn vorderingen absoluut onvoldoende. Ik ervaarde het niet als een pretentie van hen dat ik, zonder hun professionele begeleiding, schier onmogelijk mijn probleem zelf kan oplossen. Na een bijzonder intensieve en twee uren durende sessie, waarbij de minzame kinisiste- met- de- bijzonder-mooie- ogen, met compassie doch doorzetting aan mijn arm had liggen sleuren en trekken tot de tranen in de mijne stonden, werd er met Ward en Nana stiekem afgesproken de regelmaat van deze afspraken drastisch op te drijven. Ik wil me daar bij neerleggen want besef dat Ward gelijk heeft wanneer hij beweert dat zulks onontbeerlijk is voor een zo goed mogelijk herstel. Bijgevolg zal ik me in het hospitaal inderdaad, tussen vandaag en zaterdag binnen 14 dagen, nog 6 maal op de marteltafel moeten neerleggen. Ach ja, marteltafel bij wijze van spreken dan. Ik betreur het dat ik het koppel daardoor verplicht hun levenswijze aan mijn behoeften te moeten aanpassen. Nana dient daarvoor Ward ‘s morgens naar school te brengen en mij daarna zo’n 25km ver naar Chanthaburi City te voeren. “Dat moet dan maar” is het antwoord van mijn zoon. Mooi toch?

Vandaag is een locale masseuse mij aan huis een volledige lichaamsbehandeling komen geven.Dat mag je niet dubbelzinnig opvatten, het ging over het losmaken van de spieren. De een en een half uur durende sessie, met warme kruidencompressen, was met momenten ook weer bijzonder pijnlijk maar gaf naderhand een relaxerend gevoel. Volgens de kinesiste in het hospitaal zijn mijn spieren te zwak en gespannen. Dat was mij reeds langer bekend. Reeds van in mijn kinderjaren lijd ik aan een vorm van spierinsufficientie. Ik bewoog lichamelijk minder dan mijn leeftijdgenootjes, leefde meer in mijn hoofd. Tekenen, schilderen, schrijven, muziek spelen...dat alles doe je zittend. Een sport beoefenen is ook nooit mijn ding geweest. Enkele kapotte brillen, een spierscheur opgelopen tijdens de les lichamelijke opvoeding, een gebroken teen bij het voetballen, een schouderbreuk tijdens een schooluitstap, een scheurtje in de achillespees na een sponsorlooptocht...allemaal niet van die aard dat het uitnodigde tot meer actieve lichaamsbeweging. Voor de rest heeft dit gegeven mij in mijn leven weinig dwars gezeten. Een fysieke adonis ben ik er nooit door geworden maar waar zou ik om gemaald hebben? 

Nu speelt dit gegeven me echter wel parten. Door mijn ongeval en de daarop volgende operatie, voelt het alsof ik mijn arm volledig terug moet leren gebruiken. Mijn zwakke spieren schijnen de oorzaak van de pijn te zijn. En al behoeven we niet allen een topatleet te worden, een zeker evenwicht tussen lichaam en geest is onontbeerlijk. Prompt heb ik dus een aantal nieuwe massagebehandelingen, alternerend met de fysiotherapie, afgesproken. Als het dan toch moet, kies ik meteen voor de hele rimram. De korte pijn. De meer stoere aanblik die ik er mogelijk kan aan overhouden, tezamen met mijn littekens, neem ik er voor lief bij.

Maar even terug gekomen bij de lieflijke kinesiste. Wat een vrouw! En dan heb ik het zeker niet enkel over haar aantrekkelijke verschijning. Daar ik ditmaal blijkbaar de enige patient was, besteedde ze de volle tijd van de behandeling aan mij. Naast enkele informele gesprekjes, waarbij ik ook haar stemintonatie en Engels accent heel aangenaam vond (ik heb steeds een grote waarde gehecht aan een warm-zacht stemgeluid want dat brengt de innerlijke gesteldheid naar buiten), was er ook stevig fysiek contact. Niet sensueel, daarvoor deden haar handelingen teveel pijn, maar effectief en doortastend helend. Met momenten trok ze mijn arm over haar bil, of ging ze er met haar knie bovenop. Ik kon haar medeleven met mijn pijn voelen maar compassie, in de weke betekenis van het woord, zou me daarbij niet geholpen hebben. Dus ging ze steeds net iets verder. Een blik in haar ogen, van dichtbij, gaf me telkens nieuwe moed. Immer bleef ze goedgemutst. Pretoogjes en flapoortjes, -die af en toe kwamen piepen doorheen de dikke, zwarte haardos-, deden me vermoeden dat ze niet zou misstaan in de rol van een elfje in de trilogie van Tolkin. Maar dan als eentje die geen afgunst kent. Natuurlijk ben ik opnieuw aan het idealiseren. Wat ik al teveel gedaan heb in mijn leven. Eens de romanticus de geringste onvolmaaktheid begint waar te nemen, valt de hele puzzel die zo mooi als geheel overkwam als door de wind weggeblazen uiteen. 

Waar ik echter heen wil, is het boeddhistische ideaal van Quan-Yin. In Vietnam heet deze 'godess of mercy' Quan-Am. In Tibet en Nepal spreekt men over Tara. In Japan over Kannon. Toen ik maandenlang in Hue, in midden-Vietnam, verbleef, ging ik graag en meermaals naar de berg buiten de stad waar de Vietnamezen Quan-Am hun respect betonen. Maar wanneer ik ze zag bidden, naar bemiddeling vragen voor hun familiale problemen, kwam de westerse rationalist in mij naar boven. Waarom buigen en bidden tegenover een stenen standbeeld? Daar blijken wij, terecht of onterecht, te nuchter voor. Is het boeddhisme dan wel of niet een religie? 

Het feit dat het boeddhisme in het Westen heden ten dage steeds aan populariteit wint, heeft te maken met onze kritische ingesteldheid. Want de Boeddha spoorde ons aan zelfs zijn woorden niet zomaar aan te nemen zonder ze te toetsen aan onze eigen ervaringen. Het is door niet de minste grootheden uit onze cultuur voorspeld geworden dat de komst van het boeddhisme naar het Westen een enorme stap voorwaarts kan betekenen ( lees hierover o.a. enkele scoops van A. Einstein op het internet). En dat lijkt me niets overdreven. Het moet ongeveer 40 jaren geleden zijn dat mijn toenmalige godsdienstleraar, de onvolprezen Rob Kustermans, me liet kennismaken met het boekje 'Oosterse renaissance' van Han Fortman. East meet West. Het beste van beiden samengebracht. Maar dat leidt me tevens tot een ietwat afwijkende visie over het boeddhisme. Zo zie ik Quan-Yin, of hoe je ze ook noemen wil, niet als een persoon tot wie ik me richten wil. Ze vertegenwoordigt voor mij de sterke, universele vrouwelijke energie. Het zorgzame, het voedende, het omarmende principe. Dat bemerk ik dikwijls concreet, zowel in Europa als Azie. Vrouwen kunnen onnoemelijk sterk zijn. Omstreeks de 8ste eeuw na Christus bemerkte Padmasambava, de tantristische yogi die het vajrayana naar Tibet bracht, dit ook reeds. Volgens hem stonden vrouwen dichter bij het nirvana omdat ze in staat zijn onvoorwaardelijke liefde voor hun kind op te brengen. Vrouwen moeten ook meer fysiek lijden ondergaan dan mannen. Dat begrijp ik. Tot viermaal toe heb ik mijn vrouw thuis het leven zien schenken aan mijn kinderen. Dat kan ik ze, als man, nooit nadoen. Vrouwen hebben minder aan rationeel getetter, ze zijn meer praktisch ingesteld. Er moet brood op de tafel en de luier dient verschoond. Mooi zo, want al de rest is secundair. Binnen het zen-boeddhisme geldt enkel het volgehouden, dagelijkse werken. Slechts zo kunnen we met de dharma contact maken.

Voor mij verscheen de echte Quan-Yin onder de vorm van de zeer tastbare fysiotherapeute. Daar buig ik voor. Onder de vorm van de vrouwelijke zorgzaamheid verschijnt Quan-Yin me elke dag. De rustige, stille masseuse die zwaar labeur moest leveren voor mijn welzijn. Nana die voor me kookt, Lieve die voor mijn jongste zonen blijft zorgen... Ik buig mezelf voor elke goede vrouw, niet voor een stenen standbeeld. Doet een overtuigd boeddhist sowieso. We buigen ons enkel voor een boeddhabeeld om onze trots te overwinnen. We kennen geen bijgeloof.