dinsdag 27 november 2012



Reeds geruime tijd heb ik er mijn zinnen opgezet om eens een eigen versie van het 'Bhavacakra' of het levenswiel te maken. Rustig bij Ward en Nana aan de tafel gezeten, ben ik daar eergisteren zonder noemenswaardige ambities aan begonnen. In een uit Belgie meegebracht Atoma-schriftje. Het blijft voor mij steeds weer een uitdaging om met een minimum aan middelen een goed resultaat na te streven.

Het Bhavacakra is algemeen bekend binnen alle stromingen van het boeddhisme maar kent, historisch zowel als in de huidige tijd, zijn mooiste picturale voorbeelden binnen de kleurrijke Tibetaans boeddhistische cultuur. "En in het verleden, toen Tibet nog bezaaid was met boeddhistische tempels, kon je het levenswiel als reusachtige muurschildering aantreffen bij de ingang van elke tempel, als een voortdurende herinnering aan de essentie van de leer van de Boeddha. Net als een spiegel in de hal van je eigen huis. Terwijl je de tempel in of uit ging, keek je even in deze 'spiegel' die je een reeel beeld gaf van wie je bent en wat je drijfkrachten zijn, als een afbeelding van werkelijke zelfkennis.
Dat is heel wat anders dan de 'billboards' die nu als 'eyecatchers' langs de snelweg staan. Dat zijn uitnodigingen tot het begeren van iets dat je absoluut zou moeten bezitten om je zelfbeeld te versterken en door anderen gezien te worden, terwijl het levenswiel juist een afbeelding is die je uitnodigt om door die uiterlijke schijn heen te kijken en die je confronteert met de manieren waarop je je eigen lijden creeert." (Robert Hartzema, 'Boeddhistische psychologie', uitgeverij Karnak, Amsterdam.)

Het Bhavacakra zou zijn ontstaan toen, ten tijde van de Boeddha, koning Bimbisara de raad opvolgde van de brahmaan Varsha Kara over de aard van zijn geschenk aan koning Udrayana. Zodoende stuurde de koning zijn hofschilders naar de Boeddha. De schilders kwamen echter zo onder de indruk door de aanblik van Sakyamuni dat ze hun taak niet konden uitvoeren. De Boeddha gaf toen aanwijzingen om de essentie van zijn leer, in de vorm van het levenswiel, te schilderen.

Het Bhavacakra omvat inderdaad de kern van de Boeddha's leerstellingen. Net zoals de schilderingen over de kruisgang van Christus, was deze beeldende inhoud oorspronkelijk bedoeld om analfabete mensen de kans te geven om de leer te begrijpen. Een tekening gebruikt immers de universele taal. Maar zonder enige duiding blijft het een moeilijk verhaal. In de spiegel kijken en tegelijkertijd de werkelijke aard van de spiegel zien, zowel als de juiste interpretatie van wat er voor je verschijnt, kan en zal nooit makkelijk wezen. Maar wat graag zien we zoveel liever wat we willen zien. Tot het 'spook' van de tijd ons confronteert met het eind van ons tijdelijk bestaan. In het 'uur des aanschijns' heeft het geen enkel nut meer jezelf wat voor te liegen of hoegenaamd iets voor je uit te schuiven. Over dit soort spiegel gaat het hier.

Het afschrikwekkende monster dat de spiegel vastklemt in zijn klauwen en er zijn tanden inzet, is Yama. Algemeen wordt aangenomen dat hij het symbool van de dood is. Maar Yama staat eerder symbool voor de tijd, die ons met haar ongenadig doortikken onvermijdelijk van geboorte naar de dood leidt. Maar tijd is slechts een binnen limieten gesteld segment van de eeuwigheid en staat, als dusdanig, ook voor het zich steeds weer hernemen van deze cyclus. De Boeddha, die achter de spiegel staat, wijst ons de uitweg uit het samsara. Enkel via een doorleefd inzicht, wijsheid en een leven volgens de ethiek van het achtvoudige pad, kunnen we een eind stellen aan het doordraaiende rad van leven en lijden.
In de weelderige haardos van het monster van de tijd zijn er 5 doodshoofden verwerkt. Zijn staan voor de 5 hindernissen die een obstructie vormen tot het bereiken van de bevrijding: de sensuele verlangens, de haat, luiheid, traagheid en apathie, rusteloosheid en zorgelijkheid, en het scepticisme.

In de centrale, kleinste cirkel herkennen we drie dieren. Zij fungeren als symbool voor onze basisgedrevenheden :1) Het zwarte varken, -de flaporen immer voor de ogen hangend-, moddert maar wat in het rond. Daarbij enkel oog hebbend voor wat hem voor het beperkte zicht komt. Het maakt daarbij zelden contact met zijn omgeving en gaat bijgevolg enkel vertrouwen op zijn schuilkleppen. Het wordt onvermijdelijk kortzichtig en egocentrisch dom. Het interesseert zich gewoonweg niet in de buitenwereld. Dit is het symbool van de ontkenning, de onwetendheid. 2) De rode haan, immer op zoek een graantje mee te pikken. Daarbij moet je voorzichtig blijven voor je tenen. Begeertig en hebzuchtig als hij is, wil hij ook het vlees van jouw bord wegpikken. Wat jij nodig hebt, interesseert de immer hongerige haan niet. Enkel de bevrediging van zijn eigen behoeften. De hebzucht loert dan snel om de hoek. De haan staat tevens voor de hartstochtelijke begeerte naar zintuiglijk genot, eten, drinken en seks. 3) De groene slang. Symbool van de irritatie, de weerstand, het verzet, de kwaadheid en de haat. Zelfs met woorden kan de slang haar tegenstander onderuit halen. Ze spuit haar gif in en vervolgens loopt dit vuur tot aan ons hart, tot het ophoudt te kloppen. Maar het vuur van de boosheid verteert het eerst in wie het opkomt.
De drie dieren bijten in elkanders staart. " Er ontstaat bijvoorbeeld een verlangen om je partner aan te raken en in je armen te nemen (begeerte). Maar omdat je het lastig vindt om je verlangen te uiten en bang bent dat de ander je afwijst, doe je niets (ontkennen). Daardoor wordt het verlangen alleen maar sterker. Je wilt naar bed, vrijen, seks (meer begeerte). Dan raak je pas echt gefrustreerd, maar omdat je dat ook niet wil toegeven (ontkennen), word je boos (boosheid). Je wordt steeds bozer op de ander en als de ander dichterbij zou komen duw je hem of haar weg (haat). Bovendien word je kwaad op jezelf (zelfhaat). En als de ander vraagt wat er is, reageer je geirriteerd. Maar wanneer je de ander wegduwt, ga je je op een gegeven moment toch geisoleerd en eenzaam voelen en ontstaat een nieuw verlangen om weer contact te maken en de ander vast te grijpen (begeerte). En zo houdt de cyclus van samsara zichzelf in stand." (Robert Hartzema, 'Boeddhistische psychologie'. Uitgeverij Karnak, Amsterdam)

In de tweede cirkel herkennen we rechts een zwarte helft. Daarin zien we mensen een zogenaamde 'downfall' maken tengevolge een immoreel leven of het veroorzaken van onnoemelijk lijden bij de anderen. Zij zijn hierbij verbonden aan de anderen die hen meesleuren, vaak aangetrokken door een voortrekker. Zo kunnen ze van de mensenwereld in de wereld van de hongerige geesten of zelfs hellewezens terechtkomen. Dit hoeft niet uitsluitend onder de vorm van een lagere wedergeboorte beschouwd te worden. Ook tijdens ons leven kunnen we er voor onszelf en/of de anderen een hel van maken.
In de linker, witte helft, herkennen we diegenen die door een heilzaam leven kunnen opklimmen naar gelukkiger oorden. Uiteindelijk is het enkel de mensenwereld die ons de mogelijkheid verschaft om met de Dharma in contact te komen en ons zo, via inzicht, wijsheid en een ethisch leven volgens het achtvoudige pad, uit het samsara kan wegleiden en het nirvana laat binnentreden. Een uiterst gebrekkige formulering omdat het nirvana nimmer kan gevat worden binnen termen als tijd en ruimte. Maar een heilzaam leven waarin we onze egocentrische belangen kunnen wegcijferen ten bate van het geluk van de anderen, verschaft ons reeds hier en nu al een grote voldoening.

In de cirkel daarrond herkennen we de 5 bestaanswerelden (realms). Te beginnen bij de mensenwereld (this precious human life) bovenaan rechts. Bij elke bestaanswereld horen, volgens de meer hedendaagse interpretatie van de boeddhistische psychologie, specifieke 'ik-structuren'. Deze 'ikken' kunnen binnen een en dezelfde persoon varieren. Een gelukkig ik ziet een andere wereld rondom zich dan het depressieve ik. Bij deze realm hoort het evenwichtige, plooibare, zelfbewuste ik. De mensenwereld is de enige realm van waaruit contact met de dharma en dus de verlichting mogelijk is. De Boeddha, die steeds volgehouden heeft ook een mens, en dus geen god, te zijn, staat buiten de spiegel van de tijd. Hij is immers het nirvana ingegaan, echter wel vanuit deze mensenwereld. Het is dan ook rechtsboven deze realm dat hij afgebeeld wordt.

Linksboven zien we de godenwereld, de deva realm. Deze wordt opgesplitst met een bijkomende half-goden wereld of titan realm. In het bovenste gedeelte genieten de wezens alle mogelijke geneugtes, zei het onstoffelijk. Deze realm komt overeen met het arrogante, hooghartige en trotse ik. De half-goden wereld staat symbool voor het jaloerse ik dat met alles en iedereen in gevecht is. Bemerk enige gelijkenis met de Griekse mythologie. Het zelfbewuste ik kan overgaan in een arrogant ik of twistziek worden. Zo voert het zichzelf verder weg van de ultieme bevrijding uit het samsara. De zogenaamde goden of half-goden mogen dan al een ogenschijnlijk benijdenswaardig bestaan lijden, vanuit deze realm kan je nimmer de verlichting bereiken.

De dierenwereld bevindt zich links, onder de godenwereld. Dieren lijden een alles behalve benijdenswaardig bestaan. Gedreven door hun instincten kunnen ze zich enkel richten op het overleven, het zoeken naar voedsel en voortplanting. Hier heerst het eten-of-gegeten-worden principe. Uiterst moeilijk om vanuit deze wereld op te klimmen tot de mensenwereld. Andersom kan, spijtig genoeg, makkelijker. Mensen die uitsluitend leven voor de genoegens van eten en seks, en daarbij niemand ontzien, solliciteren naar een dergelijke wedergeboorte. Of een overeenkomstig bestaan in dit leven want deze realm valt samen met het schichtige, zielige en angstige ik. We herinneren ons de bekendste Belgische, criminele pedofiel en zijn zielige verschijning op zijn juridisch proces.

De hongerige geesten wereld bevindt zich rechts, onder de mensenwereld. Komt overeen met het onverzadigbare, hongerige, verslaafde ik. Deze wezens worden vaak afgebeeld met een enorme buik en een klein hoofd waarin het keelgat maar een speldekopje groot is. Hebzucht blijkt nooit bevredigbaar. Men wil steeds een grotere auto, een mooier huis of een groter bedrag winnen met de lotto. Uiteindelijk leidt dit niet tot meer geluk. We kunnen onszelf leren tevreden stellen met wat we toegemeten krijgen of onszelf veroordelen tot het schier eindeloos ronddolen in deze realm waarin niets wezenlijk tastbaar is. Vanuit boeddhistisch standpunt kent alles wat ooit door omstandigheden en karma gecreeerd is, gelukkig genoeg ook ooit een eindpunt. Niemand is voor eeuwig veroordeeld tot een existentie in een bepaalde realm. De Boeddha's leer houdt ons geen pessimistische levensvisie voor, wel een spiegel die de werkelijkheid reflecteert zoals ze is.

Dit geldt zeer zeker ook voor de laatste, meest zuidelijke en duistere bestaanswereld: de realm van de hellewezens. Komt overeen met het zichzelf en/of de ander hatende ik. Reeds tijdens ons huidig leven kunnen we voor onszelf en de anderen een hel schapen. Maar we kunnen er ook in geboren worden tengevolge onheilzaam karma, meegebracht vanuit een vorig bestaan. Mensen met een schizoide persoonlijkheidsstructuur lijden onnoemelijk. Het past hier echter niet om dit zonder meer aan hun eigen verantwoordelijkheid toe te schrijven. Maar het lot is evenmin een wrede hakbijl die ons lukraak treft. Eenmaal het zelf-gecreeerde karma is uitgewerkt, kunnen we opnieuw opklimmen. Uiteindelijk is het eenieders bestemming ooit verlicht en bevrijdt te raken. Hoe lang we daar over moeten doen, hangt af van onze inzichten en vrije keuzes.

De Boeddha's woorden: ' Met een kalme geest richtte ik mij op de kennis van de dood en wedergeboorte van wezens. Ik begreep dat die wezens in overeenstemming met hun daden laag zijn of voortreffelijk, een gunstige bestemming kennen, of een zwaar lot.'`
En zijn antwoord op het inhumane 'caste systeem' uit zijn tijd: 'No birth makes an outcaste. No birth makes one noble. It is conduct that makes one outcaste. It is conduct that makes one noble.'

Tenslotte komen we bij de buitenste cirkel van de spiegel. Deze bevat de 12 stappen van de wet van onderling afhankelijk ontstaan. In het Pali: paticca-samuppada (Skrt. pratitya-samutpada). Deze wet wordt vrij algemeen beschouwd als zijnde een van de moeilijkst te vatten onderdelen van de Boeddha's leer. Het basisidee is dat alle elementen uit de wereld der verschijnselen onderling afhankelijk ontstaan zijn en dus met mekaar verbonden. Indien juist begrepen, vinden we hierin een verklaring voor de cyclus van de wedergeboorten.
Normaal gezien 'lees' je deze ketting 'kloksgewijs', te beginnen bij stap 1 rechtsboven. Maar voor de duidelijkheid begin ik liever bij de laatste stap, om zo trapsgewijs terug te keren naar waar het begint.
12) De oude, zieke man: symbool voor de aftakeling en de dood, ons aller lot.
11) De barende vrouw: de geboorte, begin van nieuw leven.
10) De zwangere vrouw (soms ook wel een vrijend koppel): de conceptie, het neerdalen van de geest in het lichaam. Begin van het in het bestaan komen.
 9) Het fruit smullende aapje: het begerige grijpen naar het bestaan.
 8) De vraatzuchtige smulpaap: het verlangen naar zintuiglijke geneugten.
 7) De man met een pijl in het oog: de gevoelens.
 6) Een koppel in omhelzing: het contact met de buitenwereld, de anderen.
 5) Het huis met deuren en ramen: de 5 zintuigen en de geest, die in het boeddhisme wordt gezien als het 6de zintuig.
 4) Twee figuren in een bootje: naam en vorm of lichaam en geest.
 3) De gekke aap: het bewustzijn, de voortdurende stroom van oncontroleerbare gedachten die in ons hoofd ronddolen.
 2) De pottendraaier: de mentale formaties, het geheel van denkbeelden die we ons geconditioneerd hebben eigen gemaakt doorheen de tijden en opgeslagen.
 1) De blinde, kreupele vrouw: de onwetendheid, geen inzicht hebbend in de wetmatigheden van het bestaan en niet-bestaan.

Onze laatste gedachten, net voor het heengaan, zenden de laatste energetische trillingen de kosmos in. Aangezien energie niet kan verdwijnen, blijft er een soort mentale residu over van ons bestaan. Door onze onwetendheid (ignorance) houdt dit residu het hele pakket van geconditioneerde mentale formaties (mental formations) opgeslagen en ontstaat er een impuls om dit terug in een bewustzijn (consciousness) vorm te geven. Daardoor ontstaat er opnieuw een samengaan  (kristalisatie) van lichaam en geest (name and form). Hierdoor komen de zes zintuigen (the six senses) in werking waardoor er contact (contact) ontstaat met de buitenwereld en de anderen. Op deze contacten gaan we reageren met positieve, negatieve of neutrale gevoelens (feelings). De positieve gevoelens gaan we koesteren waardoor de begeerte (desire) ontstaat. Wat we aangenaam, mooi, plezierig, lekker...enz vinden willen we vasthouden of er steeds meer van krijgen (grasping). Daar we een intens verlangen voelen om ons bestaan vast te houden gaat dit ons leiden tot de wil om, na het overlijden, opnieuw in het bestaan (existence) te komen. Het gevolg is een nieuwe geboorte (birth) die dan weer onvermijdelijk zal eindigen met aftakeling en dood (decay, death).
En zo kan de hele ketting opnieuw in beweging komen.
Omdat dit onstaat, komt dat tot ontplooiing...Because of ignorance arises mental formations, because of mental formations arises consciousness, because of consciousness arises name and form, because of name and form arises the six senses, because of the six senses arises contact, because of contact arises feelings, because of feelings arises desire, because of desire arises grasping, because of grasping arises existence, because of existence arises birth, because of birth arises decay and death.

Tot daar de lange verklaring bij het levenswiel. Wie dit te moeilijk of te belerend vindt, kan dit artikel gerust overslaan. Maar wanneer je dit leest is het daarvoor natuurlijk al te laat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten