donderdag 21 oktober 2010

Wat Suan Mokkh, nabij SuratThani in het Zuidoosten van Thailand, is een bijzondere plaats. Opgericht in 1932 door de bekende maar enigszins controversiele monnik Ajahn (leraar in het Thai) Buddhadasa, was het toentertijd het eerste woudklooster in het land. Het immense domein kent mooi aangelegde paden en perken maar ook verwilderde stukken rasecht bos en houdt zo het midden tussen het Ter Rivierenhof en het Zonienwoud. Het wildleven kan er ongerept zijn gang gaan en je kan er met gemak een zwarte schorpioen op het pad kruisen, een slang in het toilet goedendag zeggen, een aap wat etensresten geven of een veelkleurige leguaan een boom zien opkruipen. Op het domein heerst er stilte, rust en vrede maar de aanpalende drukke snelweg, de hoofdbaan die het Zuiden met Bangkok verbindt, zorgt voor een alomtegenwoordig hels motorengeronk. Geen sukkha zonder dukkha.
Het blijkt kenmerkend voor de natuurfilosofie van Buddhadasa dat je nergens een centrale tempel of stupa vindt, alleen sporadisch een simpel boeddhabeeld omgeven door openlucht zandperken waar je kan mediteren. Hier geen veelkleurige kitch. De natuur is Boeddha's tempel.

Ik breng de meeste tijd door in en rond de half open houten barak op palen, het 'dormitory' voor mannen. Iets dat je bij een eerste aanblik wat afschrikt maar na enige tijd een gezellige plek gaat vinden. Slapen doe je op de houten vloer met enkel een rieten matje onder je en een houten blok als hoofdkussen. Ik gebruik daarvoor een opgevouwen deken. Een muskietennet geeft je het gevoel privacy te hebben, alsof je in je eigen tentje ligt.

Mijn gezelschap bestaat uit Steven, een praatgrage Schot van in de veertig die flink speeksel rondspritst als Van Der Neffen (of hoe heet die buurman van Kiekeboe nu ook alweer?), Niclaus, een rustige en spirituele Duitse jongeman van Ward's leeftijd en Chris, een graatmagere en uiterst zwijgzame Canadees van rond de dertig. Ik heb absoluut geen klagen, niemand snurkt. Vooral met Niclaus heb ik fijn contact. Eens te meer een jonge kerel waarmee ik dezelfde golflengtes kan delen. Er is absoluut nog hoop voor de toekomst. Niclaus legt in zijn eentje genoeg gewicht in de positieve weegschaal zodat die mooi in balans blijft met de tientallen jonge kereltjes die in het naburige internetcafe de godganse dag geweldspelletjes uitvechten op de computer, het brommertje achteloos geparkeerd aan de voordeur. De Thaise jeugd heeft schoolvakantie vanwege het einde van het regenseizoen. De zon schijnt flinke dagelijkse porties maar af en toe zetten de hemelsluizen zich nog ongenadig open. Gisteren nog kleddernat geworden.

Het heersende regime in het klooster is heel vrij en open. Om 4u in de ochtend worden we wakker gemaakt door een hels klokkenspel, dat wel, maar voor de rest gaan en staan we waar we willen en mediteren we waar en wanneer we dat kunnen. We mogen ten alle tijden het kloosterdomein verlaten en doen dat meestal om wat koekjes en drank te kopen in het buurtwinkeltje. We kunnen maar een enkele maaltijd per dag nuttigen en dat om 11u in de voormiddag. Aangezien men ook hier geen vegetarische eetcultuur heeft, ligt dat weer moeilijk voor mij. Rijst en noedels als overleefkost dan maar. Mij hoor je echter niet klagen. Het eten wordt kosteloos geschonken. Ik overweeg weer een eerlijke donatie wanneer ik het klooster binnen een vijftal dagen verlaat. Niet dat ik hier niet langer zou kunnen verblijven maar ik wil Ward's nieuwe stek in Phuket nog bezoeken voor ik Thailand op 12/11 dien te verlaten. Hij heeft me recent gemaild dat hij niet naar India is vertrokken want werk heeft gevonden in de bekende badplaats.

Ondertussen geniet ik van de natuurlijke wijze waarop het leven hier dient geleefd te worden. Alleen al een douche nemen is een ervaring op zich. Het bovenaan open betonnen gebouwtje, zodat je enkel de kruin van je buurman kan zien, heeft een grote stenen resservoir waaruit je met een plastiek bakje water schept en over je giet. Het ijskoude water is veel zachter dan het harde, kalkrijke water bij ons. Het toilet is een soortgelijk gebouwtje maar heeft wel open ramen zodat je enkel gebukt onzichtbaar bent. Moet je sowieso want het zijn geen Europese toiletten.
Enkel de alomtegenwoordige muggen en mieren maken het soms onprettig. De laatsten vinden het zelfs leuk rondkruipen in mijn slaapzak.

Alhoewel er geen 'meditatiedruk' op staat zoals in Wat Ram Poeng probeer ik het toch zoveel mogelijk te doen. Dat lukt aardig en doet me de bedenking maken dat Paul Van Hooydonck (Ehipassiko) gedeeltelijk gelijk had wanneer hij in zijn laatste mail stelde dat Wat Suan Mokkh voor mij een makkie zou worden. Gedeeltelijk, want mediteren is niet makkelijk en zal dat nooit echt zijn. Dat heeft de Boeddha ons ook niet beloofd. Het is zoals met alles in het samsara: het kent goede en minder goede dagen, momenten, minuten, seconden. Maar het blijft uiterst waardevol en ik voel dat het mij goed doet. Loslaten de pijn, loslaten de woorden, loslaten de gedachten. Gelukkig verblijven in de dingen zoals ze zijn.
Wat Suan Mokkh is andermaal een plaats waar ik naartoe geleid werd en ik voel me vereerd er te mogen verblijven. Al moest ik daar 25 uren buszitten voor overhebben.
Oh ja, nu ik het toch over cijfers heb, vandaag precies acht maanden onderweg. 'Het gaat me een vaartje!' zou Pascal zeggen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten