maandag 3 maart 2014

Enkele dagen vroeger dan gepland teruggekeerd vanuit het klooster in Ubon Ratchatani.
Het was opnieuw een mooie en 'inzichtrijke' ervaring maar heb ook wel het gevoel voldoende tijd te hebben doorgebracht in de Thaise Theravada school en er het beste van gezien te hebben. Zonder wezenlijk kritiek te willen uiten, begon de strikte nadruk op de Dhamma-Vinaya (de monastieke regels) me ietwat contra-productief te werken. De Mahayana school van het Vietnamees Zenboeddhisme, meer bepaald de geengageerde en socialere interpretatie van Thay Thich Nhat Hanh, ligt me nauwer aan het hart. Ik blijf echter dankbaar voor de aangeboden kansen maar vond het niet langer verantwoord om te leven op de genereuze vrijgevigheid van de lokale bevolking. Er wordt namelijk geen enkele financiele bijdrage gevraagd maar meer dan behoorlijk aan onze basisbehoeftes voldaan.
Het klooster is een ware ontmoetingsplaats voor de plaatselijke bevolking, een levendig en somtijds heel bedrijvig centrum. Het kan mogelijk wat tegenstrijdig klinken maar op dit gebied functioneert het sociale aspect wel degelijk. Binnen de meer beperkte kring van de gemeenschap van monniken en lekenboeddhisten heerst echter voornamelijk een individuele cultuur en is er betrekkelijk weinig tot geen communicatie. Volgens mijn bescheiden mening mist de kloosterleiding momenteel een sterke leraar met een gedegen spirituele begeestering. De sporadische 'dhammatalks' van de huidige abt waren, althans voor mij, zelden begrijpbaar en quasi onmogelijk samen te vatten. Maar wie ben ik om daarover te mogen oordelen? Ajahn Kevali is een ware autoriteit op het gebied van het 'chanten' (het ritmisch declameren van de boeddhistische leringen met de oorspronkelijke bedoeling ze zo makkelijker te kunnen memoriseren). Daar krijgt zijn stem een speciale kracht en hoor ik steeds die magische boventoon opkomen. Wonderlijk mooi en begeesterend. Maar wanneer hij de gemeenschap toespreekt wordt zijn stem steeds zwakker en stiller en beginnen alle woorden samen te kleven in een langgerekte en monotone stroom waarin, nagenoeg zonder adempauzes, soms zeer onduidelijke verbanden gelegd worden en een heldere consistentie ontbreekt. Spijtig, maar iedereen heeft zo zijn talenten en tekorten.

Persoonlijk kreeg ik de uitzonderlijke eer om als eerste leek, en dus niet gewijd lid van de gemeenschap, officieel en onafhankelijk 'tea-maker' te mogen worden. Daar we maar een enkele en vroege maaltijd per etmaal nuttigen is het 'Nan Pana-moment', in de late namiddag, een belangrijk gebeuren. De teamaker heeft de verantwoordelijkheid te bepalen wat er dan mag gedronken worden en krijgt daarbij de sleutels van en de toegang tot de voorraadkamer en koelinstallaties. Ik heb deze functie met respect en toewijding proberen te vervullen en mocht daarvoor menige appreciaties ontvangen. Alhoewel ik enkel kon werken met ingredienten die via dana (vrijgevigheid) geofferd werden, heb ik geprobeerd naast de stevig gezoete en caffeinerijke dranken ook enkele meer verantwoorde kruidenthee's en fruitsappen aan te bieden.

Daarnaast kreeg ik ook steeds meer verantwoordelijkheid voor het opvangen en begeleiden van jonge en meer onervaren leken die zich aanboden voor een verblijf. Daar heb ik zelf veel uit kunnen leren (en tevens mijn beperktheden daaromtrent kunnen ontdekken). Als ik ooit de gelegenheid zou krijgen een bescheiden meditatiegroep te leiden, weet ik nu al iets beter waar te zwijgen en waar te spreken. Maar toch... Mijn natuurlijke geaardheid om in alles sterk tot in de diepte te gaan kon soms confronterend werken op de leden van de lekengroep. Ben altijd een redelijk strenge maar rechtvaardige leraar willen zijn en waarschijnlijk ook geweest. De genegenheid en het respect voor eenieder hielpen me gelukkig steeds weer de kleine kortsluitingen op te lossen. Wel blijf ik het spijtig vinden dat de kloosterleiding zo makkelijk en vaak de gemeenschappelijke ochtend- en avondpuja's van het dagelijkse programma schrapt. Deze chantings en groepsmeditaties (van 3.30 am tot 5 am en van 6.15 pm tot 7.45 pm) geven juist veel structuur en sociaal samenhorigheidsgevoel aan leken die anders wat graag blijven slapen of informeel babbelen. Met regelmatig tot gevolg dat de hoofdpaden in het klooster om 5 uur in de ochtend door te weinig mensen moesten schoongeveegd worden. Maar, och ja, eigenlijk diende ik enkel tevreden te zijn met mijn consequente en anonieme bijdrage. Wij neigen steeds teveel naar andermans tekorten te kijken i.p.v. van ons mindful en blij te concentreren op de eigen praktijk en verantwoordelijkheden. Allemaal heel leerzaam.

Ik wil nochtans niet vergeten te vermelden dat ik opnieuw bijzonder intens en diep in het hart aangeraakt werd door twee uitzonderlijke monniken. Ajahn Jayasaro, een vroegere abt van dit klooster en rechtstreekse leerling van de bekende Thaise oprichter en charismatische Ajahn Cha, kwam andermaal, maar evenwel kortstondig, op bezoek. Wat een begenadigd leraar en aangenaam causeur! Waarschijnlijk gaan beiden heel natuurlijk samen, wie werkelijk iets te zeggen heeft kan dat meestal ook goed formuleren. Van zijn eenmalige dhamma-toespraak onthoud ik ditmaal: de leringen van de Boeddha kennen geen dogma's maar slechts twee doctrines of stellingen die nimmer te bewijzen vallen doch enkel via meditatief inzicht kunnen verworven worden. Het gaat hierbij over de moeilijk te bevatten universele wetmatigheden van oorzaak en gevolg (karma) en het gegeven van hergeboorte. Ik weet uit ervaring stilaan hoe moeilijk dit is voor onze westerse, pragmatische geest.  Het geheel van Gautama's leringen, met als enige bedoeling het lijden te leren doorgronden en opheffen, was volgens deze samen te vatten en te vergelijken met een handvol boombladeren. Inzicht in alle bladeren van alle bomen uit het woud kan men enkel verwachten van een volkomen verlichtte boeddha. Dat zal immer en altijd te hoog gegrepen zijn voor gewone stervelingen en is ook niet vereist om bevrijding te realiseren.
Maar in de gedegen en gerijpte versie van Ajahn Jayasaro mogen we de Boeddha's bedoeling zien als een uitdaging om te reflecteren over deze wetmatigheden. We hoeven ze niet sowieso te geloven. Gautama wilde niemand overtuigen van zijn inzichten, vroeg zijn volgelingen enkel diep in zichzelf te kijken en zo heel natuurlijk te ervaren wat altijd al in henzelf was opgeslagen. Niemand diende zijn leringen klakkeloos te slikken. Dit, beste vrienden van het boeddhisme, is een ware lering van een groot leraar. Niet dat we dit nog nergens gehoord of gelezen hadden, het blijft zaak het steeds opnieuw in gedachte te houden.
Tevens vond ik Ajahn Jayasaro's bedenkingen over monniken en politiek, ingaand op een vraag hieromtrent vanuit de toehoorders en toespelend op de Thaise actualiteit (cfr.Luong Te Buddho Issaro, een niet onbesproken monnik die leiding neemt in het huidige protest tegen de regering), heel verhelderend en steekhoudend.

Een ander boeiend leraar in Wat Pah Nanachat gaat schuil in de zogenaamde 'residential seniority', m.a.w. zijn plaats binnen de kloosterhierarchie is nog ondergeschikt aan langer verblijvende monniken (mogelijk best aanvaardbaar binnen het strikte en conservatieve Thai Theravada maar somtijds behoorlijk ergerlijk voor meer vrijgevochten, individualistisch en realistisch ingestelde westerlingen). Ajahn Niyanadassano, Tjech van geboorte, schuwt nimmer schampere en humoristische opmerkingen. Zijn spontane aanwezigheid tijdens een intiem Nan Pana-moment met ons, lekenboeddhisten, en zijn leringen-vanuit-het-hart over hoe om te gaan met de kleine en grotere irritaties die kunnen ontstaan binnen de lekengroep, zal ik niet makkelijk vergeten. "You are all respectful people, otherwise you would not be here."
Zulk een wijsheid helpt eenieder de volkomen normaal opkomende conflicten te aanvaarden en beheersen. Een Ajahn die zijn gewaad waardig draagt en veel begrijpt. Het was deze monnik die mij vroeg om 'teamaker' te worden, al is dat maar een bijkomstigheid, een weinig betekenend detail.

Wat vooral de doorslag gaf voor mijn vervroegd vertrek is het aanvoelen dat het onmogelijk wordt om in het klooster nog aan mijn tekeningen te werken. Aanvankelijk verbaasde het me reeds dat ik daarvoor de toestemming kreeg, geenszins gebruikelijk in Thaise kloosters. Daar er echter een enkele monnik aanstoot nam aan het feit dat er lekenleerlingen aan het studeren waren in de gemeenschappelijke keukenruimte, de enige plaats waar er tafels en enkele stoelen beschikbaar zijn, leek het me logisch dat dit ook op mijn tekenactiviteit bedoeld was. Het zou wel nog mogelijk zijn om dit binnen de beslotenheid van de priveruimte te doen. Ik kan dit begrijpen maar kan niet tekenen, zittend op de begane vloer in mijn kamertje.

Dankbaar voor wat geweest is moet ik me nu afvragen hoe het verder moet. Mijn Belgische vrienden in Udonthani willen me nog eens graag terugzien en dat vind ik zelf een aangenaam idee. Dat ligt trouwens perfect op mijn weg terug naar Vientiane. Daar wil ik mijn (voorlopig?) laatste lange-termijn visa voor Vietnam aanvragen.

"Het leven is een reis, het komt eropaan je bagage zo licht mogelijk te houden." Jaja, maar mijn boeken en tekeningen beginnen stevig door te wegen. Momenteel weegt mijn koffer ongeveer 28 kg en dat is zwaar rondzeulen bij de huidige 37 graden Celsius.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten