zaterdag 18 februari 2012

Mijn dagen verlopen in afwachting. Slechts ten vroegste volgende maandag kan ik een visum-verlenging voor een maand aanvragen. Anders verlies ik verblijfsdagen. Moeilijk om uit te leggen, neem het dus maar voor waar aan. Dat betekent nu ook weer niet dat ik zinloos aan het leeglopen ben. Het weer blijft opvallend nat en koud, een zeer zeldzaam zonnige dag uitgezonderd. Zelfs komend van een 'regenlandje' zoals Belgie blijft dit moeilijk te hanteren want dit maken we bij ons zelden mee: onafgebroken regen, 24 op 24, dagenlang. Ook in dit werelddeel kent de klimatologische verandering zijn gevolgen. De Vietnamezen baart het weinig zorgen, ze zijn daar niet mee bezig. Normaal gezien zou het nu droger en zonniger moeten zijn en dus moet ik wachten vooraleer enkele weken naar de afgelegen pagoda te kunnen trekken. Daar ben ik aan toe maar aanvaard de huidige situatie zoals ze is.

Bijgevolg breng ik mijn dagen door met studeren. Het uit Laos meegebrachte boek, met stevig onderbouwde maar somtijds moeilijk te vatten historische beschrijvingen van Gotama's leven en betekenis ( in behoorlijk gesofisticeerd  Engels en zonder geschikt woordenboek) heb ik ondertussen achter de kiezen. Ook uit dit werk heb ik weerom nieuwe denkbeelden en verrassende inzichten kunnen distilleren. Mijn notities in verscheidene schriftjes ( o.a. die uit mijn verblijf in het Tibetaans klooster in Nepal en van tijdens mijn studies aan het 'International Buddhist College' in Thailand) heb ik samengebracht in 1 notaboek met lederen kaft. Dit heeft me behoorlijk wat tijd gekost maar nu beschik ik over een  overzichtelijk werkdocument dat bovendien minder gewicht en plaats inneemt in mijn bagage. Dagelijks probeer ik op mijn persoonlijke wijze de typisch Vietnamese kalligrafie te copieren om, zodoende, de stijl en de taal beter onder de knie te krijgen. Eigenlijk een bijna onmogelijke zaak voor iemand die hier niet geboren is.
Maar mijn actieradius blijft beperkt omdat ik afhankelijk ben van mijn huisvesting en de plaatsen waar ik verteerbaar voedsel kan vinden. Spijtig genoeg moet ik het leven in Hue City soms saai en voorspelbaar noemen.

Gisteren kwam ik echter tot een verhelderend inzicht. Al had ik reeds door dat Vietnam, voor mij om niet altijd duidelijk karmische redenen een noodzakelijke plek om te verblijven in Azie, me ook andere dingen kan leren. Ik wil er niet moeilijk of geheimzinnig over doen maar het moge duidelijk wezen dat ik de Vietnamese vrouwen tot de mooiste ter wereld beschouw. Opvallend is echter hoe snel ze deze schoonheid verliezen. Eenmaal de 35 voorbij, getrouwd en moeder, bemerk je nog weinig van deze betoverende aantrekkelijkheid. Ik wil niet uitweiden over de redenen hiervoor maar herken duidelijk de woorden van de Boeddha: "All conditioned things are of a nature to decay".
Mogelijk is dat mijn grootste les hier. Kunstenaar zijnde, altijd zintuiglijk gecharmeerd door de schoonheid der dingen, moet ik leren inzien dat: "...the real nature of woman in the world of the living is the inherent impurity and impermanence of the body..."
Ik breek er mijn hoofd zowat over, als adept van een Westers geemancipeerde cultuur, hoe ik dit moet implanteren in mijn visie over de Dharma. Een grondige meditatie hierover maakt me veel duidelijk maar hoe kan ik dit, zonder fouten te maken, verduidelijken in een cultuur die de wereld steeds meer veroverd? De Boeddha's houding tegenover vrouwen is makkelijk verkeerd te interpreteren. Alhoewel hij vrouwen evenveel recht op medeleven, en zelfs het realiseren van nirvana (het hoogste ideaal), toekende, aanvaardde hij slechts moeizaam het oprichten van de vrouwelijke sangha. Bovendien legde hij (en dat is nog steeds in voege) de nonnen (bhikkhuni) beduidend meer disciplinaire regels op. Ananda, neef van Gotama en gedurende zijn gehele leven de meest loyale en dichtbije vertrouweling, wierp zich op als de beschermheer van de vrouwelijke belangen. Alhoewel hij bij leven nooit de staat van verlichting zou bereikt hebben blijkt hij van onschatbare waarde voor de overlevering van de Boeddha's leringen. Is het vreemd te noemen dat ik bijzondere affiniteit voel voor deze zachtmoedige natuur?

Er zijn duidelijk aanwijsbare redenen waarom ik me momenteel 'ingemetseld' weet op deze plek in de wereld. Als ik ooit een degelijk boeddhistisch leraar wil of mag worden, moet ik wijze en aanvaardbare antwoorden kunnen vinden op terecht kritische vragen hieromtrent. De steeds dichter komende 'avances' van Oanh kunnen mij hier, al- dan- niet, bij helpen. Het word me ook steeds duidelijker in welk een moeilijke, familiale positie Chung zich bevindt. Ze heeft mijn steun en luisterend oor alsmaar meer nodig. Haar goede inborst wordt te vaak misbruikt, als enige niet gehuwde in haar familie. Ze is echter bevreesd mij daarmee teveel lastig te vallen. Wat ik zo niet ervaar. Vrouwen lijden, overal ter aarde, meer dan mannen en dat is voldoende om mijn extra aandacht te verdienen. Al wil ik mezelf daar nu ook weer niet in verdrinken.

Dharanimdhara wordt verondersteld de 'genderloze' behoeder van de aarde te zijn. Maar is de Aarde geen 'zij'...?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten