donderdag 28 juli 2011

Nadat ik dagenlang geen toegang had tot deze blog lukt het nu blijkbaar weer wel. Ik heb mijn artikels van begin juni tot nu nog eens herlezen want werd er mij van bewust dat er zich, gedurende mijn verloop van tijd in Vietnam, een kentering in mijn emotionele beleving had voorgedaan.

Als rondreiziger krijg je slechts een oppervlakkig beeld van een land en zijn bevolking. Je blijft zelden langer dan enkele dagen op een en dezelfde plaats en stelt geen al te grote eisen. Mijn eerste weken in Vietnam verliepen aldus. Alles was weer zeer nieuw voor mij. Na ongeveer een jaar rondreizen in 6 verschillende Aziatische landen, waar ik voornamelijk in boeddhistische kloosters had verbleven of bij mijn zoon in Thailand, was ik voor een korte periode weergekeerd naar Belgie. Mijn terugkeer naar het Aziatisch continent, naar een voor mij nog onontdekt land als Vietnam, hield nieuwe verwachtingen in. De eerste dagen in Ho Chi Minh City betekenden een opwindende ervaring, er viel veel te exploreren, alles had weer zijn eigen, aparte klank en geur. In deze overdrukke grootstad liep ik echter na een relatief korte periode ietwat verloren en ik voelde dat mijn ware missie mij naar het midden van het land, naar Hue, trok.

Daar aangekomen werd het mij al snel duidelijk dat er in Vietnam grote verschillen  bestaan tussen het zuiden-midden-noorden. Niet alleen spreekt men er een ander dialect, de totale mentaliteit is anders. Nog altijd een gevolg van de historische opsplitsing tussen het 'kapitalistisch-kristelijke' Zuiden en het communistische Noorden. Dat Noord-Vietnam dit pleit gewonnen heeft, laat duidelijke sporen na en heeft het land allesbehalve onvoorwaardelijk herenigd.

Mijn eerste weken in Hue City verliepen nog redelijk soepel, want nog ontdekkingsgewijs, al begon een en ander reeds iets emotioneel zwaarder door te wegen. De plaatselijke bevolking bleek maar wat blij met mijn dollars en dong die over de toog dienden te rollen, putte zich uit in vriendelijkheid, liep de benen van onder het achterste, bracht mijn bagage waar ik ze hebben wilde en deed overal zijn best om de grootst mogelijke kennis van de Engelse taal boven te halen. Maar eenmaal de toerist terug vertrokken, veegt men snel even door de kamer en laat deze met wat goedkope zeepjes en  voorverpakte tandenborstels terug mooi ogen. Dat er heel wat zaken niet of slecht functioneren, -een hevig lekkende wastafel, geen warm water, een ventilator die niet draait of een afstandsbediening met lege batterijtjes, zijn maar een greep voorbeelden uit een heel scala-, vindt de modale toerist het klagen niet waard want morgen zijn we hier toch weg. Als die toerist 's avonds bovendien flink gaat doorzakken in de plaatselijke toeristenbars, ondervindt hij weinig last van deze kleinigheden want desnoods kapt hij zichzelf, met kleren en schoenen nog aan, languit op het bed. Die zoolafdrukken op de zogenaamd verse lakens heb ik mogen terugvinden bij het in gebruik nemen van een nieuwe kamer.

Maar vroeg of laat valt er eens zo'n ladderzatte pretzoeker met een brandende sigaret in slaap en gaan de poppen aan het dansen. Die steevast uiterst smalle hoteletjes hebben zero brandbeveiliging. Nergens brandblusapparaten te vinden, een hemeltergend ronddraaiend en benepen houten trappenhuis waar je onmogelijk met twee personen naast mekaar kan passeren. Dikwijls heeft men, en dat heb ik zelf mogen ondervinden, maar 1 sleutel van de kamer en die heb je dus zelf bij je. De nachtdienst van het hotel ligt te ronken. Stopcontacten flikkeren hevig wanneer je er een stekker in steekt. Af en toe valt de elektriciteit uit en probeer dan maar eens in het pikkedonker je weg te vinden...
Maar ja, in veiligheid moet je investeren en dat zijn geen hapklare dollars in het handje. Dus daar doen ze niet aan mee. Het is leuker verdiend met een dergelijke toerist het drankje, uit de minibar op zijn kamer, tweemaal te laten betalen want men had natuurlijk niet de tijd om dat koelkastje terug bij te vullen en dus rekent men dat afwezige drankje de volgende dag terug aan. Je wasgoed, waarvan gevraagd om het in de wasmachine te wassen en vervolgens te strijken, krijg je, vluchtig in de week gezet, amper gespoeld en ongestreken terug. Tegen de volle prijs uiteraard. Men laat je voor alles betalen, zet het puntje op elke i maar vindt het ridicuul om als wederdienst voor enige correcte service te zorgen. Het motto: 'Het mag enkel opbrengen, niets kosten' is alomtegenwoordig. In het begin vind je dit te banaal om over te zagen, maar dat blijft niet zo want deze opsomming is alles behalve compleet. Enkel stevig kwaad worden helpt om ze naar je te doen luisteren, want dat is iets wat ze hier in de eerste plaats niet kunnen. Men is voortdurend in de weer om nog meer nieuwe klanten te werven, de telefoon of gsm onophoudelijk in gebruik. Ik zag zelfs peuters met een geactiveerde gsm spelen.
Wie het zich kan permiteren gaat naar de duurdere hotels. Daar blinkt alles nog meer maar is het 'business as usual'. Ik schrijf dit alles uit eigen ervaring.


Je houding hiertegenover wordt echter grondig verschillend wanneer je langer op dezelfde plek wil blijven, je enigszins wat vaster wil vestigen of althans meer wil opgaan temidden de plaatselijke bevolking. Want indien je besluit een week of langer dezelfde kamer te huren, dwingt men je op voorhand te betalen, zonder enige reductie want alle prijzen zijn zogenaamd al bodemprijzen. Vanaf die betaling ben je volledig aan je lot overgelaten. Je kamer wordt nog amper onderhouden, op 5 minuten is die uitgekeerd en propere lakens kan je vergeten. Omdat men al zeker is van je geld kan je aan de receptie van je hotel of guest house wachten tot alle vluchtige toeristen eerst bediend zijn. Eenmaal aan jou, verstaat men geen Engels meer. Men begint je te negeren. Wanneer je op je kamer, -men stopt steevast een 'lang-blijver' op de hoogste, meest luidruchtigste en slechtst onderhouden kamer waar uiterst vaak de internetverbinding niet toereikend is, dan toch eens op het internet kan en een bijzonder droevige mail met het bericht over het overlijden van een collega ontvangt, komt het kamerpersoneel luidruchtig pratend en lachend je kamer binnen. Of ze zitten op je stoel, bovenop je kledingsstukken, zich te amuseren met de jonge kerel die ongevraagd je terras kwam schilderen tijdens je afwezigheid. De, op je adem pakkende want zich met de warm-vochtig tropische lucht vermengende, stank van verf en white spirit en de verfplekken op de vloer moet je er maar met de glimlach bijnemen.
Deze ervaringen zijn overal eender. Zelfs Le Tien, de Vietnamese Easy Rider waarmee ik een meerdaagse trip heb ondernomen, beklaagde zich over de gebrekkige, want enkel op geld innen gerichte, behandeling in hotels. Een dure want speciale bagagebinder was van zijn voertuig gestolen terwijl het bewakende personeel een middagdutje deed. Hij kende voldoende andere overnachtingsplaatsen om het zich te kunnen permiteren zonder betalen op te stappen.
Momenteel kruipen de kleine miertjes voortdurend in en uit mijn laptop die daardoor rare kuren begint te krijgen. Ik had gisteren gevraagd mijn kamer eens degelijk met water en zeep te kuisen (ngay mai, phong tot lau don voi nuoc va xa phong) maar dat bleef beperkt tot een vluchtig doorstrijkje met een vochtige vod. Mijn hevig knarsende deur heb ik zelf met wat keukenolie geluidsvrij gemaakt. De manager had enkele dagen daarvoor beloofd dit te zullen doen maar hij heeft het de godganse dagen zo druk met languit voor de televisie te liggen.

Op zoek naar een restaurant en jezelf dus bewegend door het onophoudelijk en bijzonder luid 'claxonerende' en drukke verkeer, worden de ervaringen er niet vrolijker op.
Je dient voortdurend naar de grond te kijken want de zogenaamde voetpaden in Hue, DaNang en omstreken zijn een zootje brokstukken waar je je enkels op dreigt te verstuiken. Vietnamezen wandelen niet. Iedereen, jong en oud, gebruikt de motorfiets of een zwaarder kaliber voor zelfs de kleinste verplaatsing. Deze voertuigen worden kriskras op het voetpad neergepoot en versperren de doorgang doorgaans totaal. In het verkeer bestaan er geen regels, iedereen dwingt zijn voorrang af. Aan de schaarse verkeerslichten vlammen jongeren (niet zelden dronken) los door het rood. Je riskeert je leven voortdurend. Ik ben dan ook meermaals getuige geweest van zware ongevallen, weliswaar telkens wanneer de slachtoffers reeds opgehaald waren. De overheid verplicht het gebruik van een helm maar de meeste zijn louter voor de show want passen langs geen kanten. Zero beveiliging, maar 'so what?'. Iedereen doet wat hem of haar het best uitkomt want er is geen enkele controle. Wanneer je al eens een enkele maal een politiecontrole ziet, kijken de agenten tegen betaling van smeergeld alles door de vingers. De meeste politieagenten zijn na enkele jaartjes 'binnen' en kunnen zich dan een mooi en groot huis aanschaffen.
Autobussen voor toeristenvervoer en vooral vrachtwagens zijn het gevaarlijkst. Zij rijden aan hoge snelheid en luid toeterend over de kruispunten zonder verkeerslichten. Ze braken daarbij inktzwarte walmen dieselroet in je gezicht. Het gebruik van gsm op de motorfiets of in auto is algemeen, en ze telefoneren wat af!
Het publieke transport, meestal via een langgerekte 'van' of camionette, is een ervaring apart. Men laadt die vehikels overvol met passagiers en goederen. Haringen in een ton beschikken mogelijk over meer eigen ruimte. De chauffeurs willen zoveel mogelijk geld scheppen met een enkele rit. Eenmaal in beweging merk je hoe slecht die voertuigen in balans zijn. Indien daar een ongeluk mee gebeurd, zijn de gevolgen niet te overzien. Op weg van Hue naar DaNang moeten die dingen over de slingerende 'Ho Chi Minh Trial', door het gebergte.
Enige vriendelijkheid of hoffelijkheid van de chauffeur of je medepassagiers hoef je niet te verwachten. Je buurman spreidt zijn benen tot die van jouw in een knoop liggen en/of schuift zijn bagage over je knieen. Ik heb soortgelijke verhalen meegemaakt in Sri Lanka maar daar kent men wel hoffelijkheid. Meestal kregen buitenlanders op het openbaar vervoer daar zelfs een voorkeursbehandeling maar dat hoeft voor mij nu ook weer niet. In Vietnam word je als buitenlander compleet genegeerd indien men aan jou geen extra geld kan verdienen. Bijna alles heeft twee prijzen, eentje voor de locale bevolking en een veelvoud voor de buitenlanders.

Het aangeboden voedsel in de restaurants in Hue en omstreken is al niet veel beter. Buiten het 'Waterland Resto' waar de bediening door de jonge staf vriendelijk en voorkomend is, word je bijna overal stug bediend met veelal ondermaats eten. Enige variatie is schaars, men gebruikt veel te weinig gezonde producten van eigen bodem, teveel nachtschades zoals aardappelen, tomaten, ajuin en look. Meer dan eens heeft men mij een regelrechte schande op een bord gepresenteerd.
In een cafe zat onlangs een ouder Vietnamees koppel luid mee te zingen met de muziek op hun eigen gsm, bovenop de muziek die men in de zaak draaide. Een koppeltje jonge meiden smeet de lege schelpjes van hun pistachenootjes gewoon op de grond. Toen ik een asbakje ( 'lam on, gat tan thuoc', want ik doe wel moeite om enigszins hun taal te spreken) ging vragen aan de toog en dat vervolgens stilzwijgend op hun tafeltje neerzette, bekeken ze me met een mengeling van verbazing en geirriteerdheid. Vietnamese mannen smijten hun lege bierflessen en sigarettenpeuken overal achteloos onder de tafel. Geen erg, de vrouwen kuisen dit achteraf wel op. Maar ook met de jongere vrouwen begint het serieus mis te lopen. Er zijn er heel wat die zich prostitueren om luxegoederen en modieuse kledij te kunnen aanschaffen. Sensueel dansende meidengroepen zie je zat op de plaatselijke zenders. Ze kopieren de westerse consumptiestijl vlotjes.

Maar wat ik nog pijnlijker heb ervaren, is de wijze waarop doorsnee Vietnamezen vriendschap beschouwen. Aangezien je voor elke verplaatsing van formaat motorfietsvervoer nodig hebt, zocht ik enkele vaste bestuurders die ik daarmee tevens financieel een dienst kon bewijzen. Steevast kwamen deze mannen, jong of oud, met dezelfde trieste verhalen hun diensten aanbieden. Later blijkt echter hoeveel daar van waarheid is. Nietemin heb ik mijn best gedaan hun aangeboden vriendschap te beantwoorden maar het blijft stuitend te beseffen dat, wanneer het hun beter uitkomt, je voor hen niet meer bestaat. Ik heb ze telkens veel meer betaald dan gebruikelijk maar betwijfel of zulks wel een goed idee was. Ik besef terdege hun moeilijkheden om aan een dagelijks inkomen te geraken maar begrijp niet dat ze het blijven nodig vinden om mij daarvoor, na al de vertrouwelijke gesprekken, te blijven beliegen en bedriegen. Vinh zie ik niet meer nadat hij mij, voor zijn verjaardag, een (tweedehands) gsm had gevraagd. Ik ben zo dom geweest om die voor hem te kopen. Ik had medelijden met de jongen omdat hij dit toestelletje, dat hij (zogezegd?) nog niet bezat, best kon gebruiken voor zijn job als motortaxi. Ik wilde hem echter een eenvoudig, want enkel met basisfuncties, nieuw apparaatje kopen maar hij wilde liever een tweedehands met alles- erop- en-eraan. Maar op zijn beurt heeft men ook Vinh 'afgezet' en het toestelletje werkt dus langs geen kanten. Het was al 'dad' langs hier en langs daar maar hij heeft me nog meer geld afgetroggeld en nu blijkt hij spoorloos. Uiteindelijk mijn eigen domme fout, als je vertrouwen hebben in een mens een fout kan noemen.

Vriendschap en liefde zijn in dit land van 'ieder voor zich' eerder loze begrippen. Zolang men iets van je kan krijgen, gelden ze en daarbij houdt het op. Mijn ervaringen met Chung, die ik intens graag zag, behoren tot de meest intrieste die ik met een vrouw ooit beleefd heb.
In Vietnam wordt het voor vrouwen, eenmaal achteraan in de twintig en nog single, bijna onmogelijk om nog aan een partner te geraken. Zij richten dan hun pijlen op de, in hun ogen rijke, westerse mannen in de hoop op een betere toekomst. Berekende liefde kan je dit noemen. Bij Chung lag dat echter enigszins anders. Het was mijn interesse in haar die mij het initiatief tot toenadering deed nemen. Maar ze bleek daar ook niet ongevoelig voor. Wanneer ik haar helemaal in het begin vroeg of ze mij, indien ik daar zou om vragen, zou volgen op mijn rondreizen door het land, was haar antwoord meteen 'ja'. De volgende ontmoetingen begonnen we mogelijke toekomstplannen te fantaseren. Op mijn vraag of ik haar een juweeltje mocht schenken antwoordde ze ook bevestigend. Ze kwam bij deze gelegenheden wel steeds realistisch, absoluut niet als een dwaze dromer over. De blikken die ze me gunde waren warm en getuigden van enige verliefdheid. Ze veranderde 'zienderogend' van een treurige, lethargische persoon in een prachtige, volwassen vrouw van dertig. Ze vroeg me echter wel geduld te oefenen want haar persoonlijke situatie, -haar familie leunde financieel sterk op haar-, was allesbehalve simpel en ze wilde geenszins financieel afhankelijk worden van mij. Allemaal positieve tekens die me optimistisch stemden. Maar de roddelmachine in haar omgeving trok zich stevig op gang. Steeds stond er iemand van het andere personeel of management bij ons zodat we niet meer de gelegenheid kregen om vrijuit over iets te spreken. Ze eisten voortdurend haar aandacht op of onderbraken ons uiterst opdringerig en onbeschoft. Toen ik een heel geslaagd portret van Chung getekend had (wat ik steevast aan de anderen weigerde) antwoordde de vrouwelijke manager van midden de veertig, op de vraag of het gelijkend was, dat de persoon op de tekening niet Chung maar zijzelf was. Wat ze werkelijk bedoelde was dat ze wilde dat ik haar, en niet Chung, getekend had. De jaloerse dame die op het eerste gezicht heel charmant en wijs overkomt en veel invloed heeft in haar omgeving, zou wel eens de grootste gifmengster kunnen zijn. Dat weet ik niet met zekerheid maar wat ik wel weet is dat Chung vanaf een bepaald moment (ruim later nadat ik kwaad was geworden in de Bamboe2-bar want dat had ze blijkbaar uiteindelijk goed begrepen) helemaal terug veranderde in de treurige dame van weleer en me vanaf dan enkele harde opmerkingen begon te maken of volkomen begon te negeren. Mogelijk speelden haar oudere, egoistische broers hierin ook een grote rol want bang dat de enige bron van financiele ondersteuning voor de ouders zou kunnen opdrogen als hun zus een relatie met een vreemdeling zou aangaan. Dan zouden zij, volgens de heersende tradities, uiteindelijk voor hun verantwoordelijkheid moeten opkomen en omdat ze dit waarschijnlijk helemaal niet zien zitten misgunnen ze hun zus haar persoonlijk geluk. Het feit blijft dat Chung, wegens op zijn zachts gezegd egocentrische redenen buiten zichzelf om, elk verdere contact heeft verbroken en daardoor hoogstwaarschijnlijk een weinig rooskleurige toekomst in het vooruitzicht heeft. Het stemt me intriest.    

Na mijn 7 lange jaren zonder vrouw, waarin ik behoorlijk alleen mijn plan kon trekken, begon dit om een of andere reden in dit land steeds moeilijker te worden. Waar ik me tot hiertoe ook bevond, in Belgie of daarbuiten, steeds heb ik voldoende warmte kunnen krijgen en geven om me altijd wel ergens te kunnen thuis voelen. Na 16 maanden rond reizen doorheen 7 verschillende Aziatische landen, ervaar ik in Vietnam voor het eerst een totaal gebrek aan een dergelijke warme stek. Toen ik indertijd in Nepal en later in Laos stevig te maken kreeg met een lichaamsvreemde darmbacterie en bijgevolg stevig ziek werd, was er altijd wel iemand die zich daarover oprecht bekommerde. In beide landen informeerde het hotelbestuur regelmatig of ik iets nodig had. In Nepal zowel als in Laos bood men mij respectievelijk boterthee en rijstsoep aan. Nu ik momenteel in Vietnam met een longontsteking, veroorzaakt door een te snelle en hevige afkoeling van mijn bezwete lichaam, aan kamer en bed gekluisterd ben, laat men mij volledig aan mijn lot over. Het kan niemand wat schelen. Aan de apotheek waar ik het breed-spectrum antibioticum Augmentin wilde kopen liet men mij een kwartier lang voor lucht staan, ondertussen alle Vietnamezen achter mij bedienend. Volgens Duc omdat ze geen Engels spreken of verstaan. Fout. Toen ik uiteindelijk luidkeels en in het Engels vroeg of men mij voor dood zou laten vallen omdat ik hun taal niet machtig ben, en daar aan toevoegde dat ik als buitenlander ook een menselijk wezen ben, stonden er opeens 3 van de 7 bedienende apothekeressen bij me. Ze hadden mij blijkbaar goed verstaan, eentje sprak zelfs vlot de wereldtaal. Ik weet maar al te goed dat, vooraleer ze aan de universiteit worden toegelaten, ze eerst een examen Engels moeten ondergaan en dat ze daarvoor allemaal deze taal geleerd hebben op het college. Maar medicijnen hebben een vaste prijs en daar kan je buitenlanders dus niet mee uitmelken.  
Omdat ik niet wil creperen van ondervoeding dien ik een van mijn 'motorfietsvrienden' op te bellen om tegen betaling voedsel te brengen. Gisteren ben ik met een taxi over en weer naar het centrum gereden om te gaan eten. Het guest house management weet maar al te goed wat er scheelt maar wil enkel mijn betaling voor de komende week.
Enkel Sen, een 26-jarige lieve dienster van het Waterland restaurant waar ik geregeld ga eten, stuurt me af en toe belangeloos een ondersteunend berichtje. Tot hiertoe behoort zij, tezamen met Tan, tot mijn enige echte vrienden in dit land. Zij hebben nog nooit geld aan mij gevraagd. En Duc, die mijn centen hard nodig heeft, doet ook wel enigszins zijn best. Daarbij houdt het op. Maar ik ben maar een simpel mens en alleen kan ik niets verwezenlijken. Op mijn vroegere school kon ik rekenen op de steun van meerdere collega's. Ik dien hier in Vietnam een netwerk van vrienden en vertrouwbare mensen uit te bouwen, al was het maar om eens een enkele keer mijn hart te kunnen luchten. Ik heb behoefte aan een sangha, de steun van gelijkgezinde of begripvolle mensen. Momenteel heb ik nog voornamelijk het gevoel mezelf te moeten verdedigen en daarbovenop de soms stevige kritiek vanuit mijn thuisbasis te moeten weerleggen. Toegegeven, ik schrijf soms recht voor de vuist en met een zo correct mogelijke interpretatie van de Boeddha's leringen. Maar het is juist de bedoeling om ons eigen bewustzijn aan te scherpen en wie zich daardoor aangevallen voelt, heeft reden tot nadenken. Ik wil ook helemaal niet beweren dat de situatie hier slechter is dan in het Westen. Alleen kent men hier wel een voorgeschiedenis van degelijk boeddhisme, evenwel niet meer in zuivere vorm. Bovendien is de armoede hier meer schrijnend dan in onze redelijk georganiseerde samenleving met een sociaal vangnet. De problemen van materialisme en egoisme zijn wereldwijd verspreid en een regelrechte bedreiging voor de hele planeet.

Ik vind mijn negatieve analyse van dit land en zijn bevolking des te pijnlijker omdat ik er ernstig over gedacht heb om hier mijn tweede thuis te zoeken. Er zijn onmiskenbare redenen die mij naar hier dreven en ik wilde graag iets terugbetalen van de historische, westerse schuld, veroorzaakt door grenzeloos imperialistisch eigenbelang. Ik blijf dit land en zijn bevolking een warm hart toedragen. Ik weet dat de oude boeddhistische cultuur een heel fijn verleden in zich draagt maar vind het des te spijtiger te zien hoe die, althans in Midden-Vietnam, danig verloedert en verwordt tot een oppervlakkige schertsvertoning. De vermenging met een niets ontziende westerse consumptiecultuur, via tv en massatoerisme, maakt alles er nog minder eenvoudig op. Televisie is het ware opium van en voor het volk. Het houdt de mensen kalm en in het gareel. Zelfs gezinnen die geen toegang hebben tot stromend water of het elekticiteitsnet, hebben een  tv-toestel dat functioneert op een kleine generator.
Het land kent geen degelijke leiding zodat iedereen maar doet wat het eigen persoontje aanbelangt. Het is 'ieder voor zich' of 'redden wie zich redden kan'. De armsten onder de bevolking worden volledig aan hun lot overgelaten. Op het platteland heb ik een straatarme familie bezocht die enkel wat kokkels, eigenhandig opgehaald uit een naburig riviertje, te eten had. Deze mensen vroegen mij geen geld. Ze hebben een permanente en structurele steun nodig. De mensen in de steden beschouwen zich als arm omdat ze zich het westerse comfort niet kunnen veroorloven, de werkelijke armoede leeft echter in hun hart.

Ik wil echter nog steeds niet opgeven, al voel ik me momenteel ietwat uitgeput. Mijn project 'The restaurants of the heart' met een bijhorend 'food delivery' netwerk van motorfietsen die het voedsel gaan brengen waar het werkelijk nodig is,
wil ik absoluut verwezenlijken. Eerst de mensen voeden en ze dan leren zelfredzaam te worden. Maar mijn tijd werd danig gelimiteerd door mijn beperkte visumgeldigheid en daardoor ging ik allicht iets te onrustig van stapel. Het blijft maar de vraag of men mij de kans gaat geven om mijn plannen uit te werken.

Ik wil niets forceren of iemand dwingen, tenzij naar mij te luisteren wanneer het over mijn eigen veiligheid gaat. Het recht op zelfverdediging is een menselijk basisrecht. Het gaat niet op om lijdzaam toe te zien hoe men je uitbuit en in gevaar brengt. Ik hoop dat mijn thuispubliek uiteindelijk gaat inzien dat hier geen sprake is van mijn persoonlijke agressiviteit. De werkelijke agressiviteit gaat uit van diegenen die de aarde en de mensheid aan het vernietigen zijn. Daar kan je, heel ongenuanceerd, uit onbegrip of onverschilligheid de ogen voor sluiten maar dan moeten diezelfde mensen mij niet komen vertellen dat het 5 voor of reeds na 12 is. Ik wil niet in mijn luie zetel voor tv blijven liggen en mij ontspannen met een overaanbod van gewelddadige films, arrogante kookwedstrijden, prettige talkshows of ander lichtvoetig amusement. Ik voel meer voor de boodschap van de acteur Jeremy Irons, wanneer die op de BBC zegt dat hij wel kwaad wordt bij het besef dat bijna een miljard mensen op deze aarde bedreigd worden met de hongerdood. En dat die kwaadheid hem ertoe aanzet om daartegen iets te ondernemen. Misschien kan je dit beter verontwaardiging noemen. Wij zoeken hiervoor geen destructieve of gewelddadige acties te ondernemen maar ons menselijk verantwoordelijkheidsgevoel aan te wenden om constructieve, creatieve acties uit te bouwen. Agressiviteit?

Aan de Vietnamezen die over mijn goede bedoelingen twijfelen, wil ik het volgende duidelijk maken: dat mijn huidige, objectieve analyse over de gang van zaken in jullie land bijzonder negatief uitvalt, hoeft zeer zeker niet te betekenen dat ik jullie geen warm hart toedraag. Als ik dit land en zijn volk zou haten, kan ik het makkelijk de rug toekeren en mezelf daar veel energie mee besparen. Maar dat is absoluut niet het geval. Ik hou van dit prachtige land en zijn volk en wil heel graag iets positiefs bijdragen aan jullie ontwikkeling indien dit voor iedereen ten goede komt. Ik ben een boeddhist en een communist, een 'gelover' (believer) in het collectief spiritualisme. Ik denk dat jullie grote voorbeeld Ho Chi Minh dat ook voor ogen had.
Jullie land zit momenteel geprangd tussen de commerciele belangen van het Westen en China. Vietnam kan momenteel weinig kanten op. Het valt sterk te betwijfelen of, bij een eventuele, nieuwe buitenlandse invasie, jullie nog in staat zijn tot dezelfde heroische daden van weleer. Daarvoor heerst er momenteel te weinig solidariteit onder de bevolking en bovendien missen jullie de begeesterende kracht van een leider als Ho Chi Minh.
Ik denk dat jullie er goed zouden aan doen om meer te leunen op je eigen mogelijkheden. Er wordt teveel brandstof en andere energie verspild aan nutteloze dingen en met een relatief budget zouden jullie biobrandstof kunnen maken van het loofoverschot van de rijstoogst. De aanschaf van de benodigde technologie hoeft niet noodzakelijk duurder te zijn dan wat je nu uitgeeft aan ruwe olie-import. Het zou jullie meer onafhankelijk en 'selfsupporting' kunnen maken en een flinke ondersteuning van de arme boeren kunnen worden.
Maar een van de vele ideeen die het overdenken waard zijn.
Wanneer ik in de sprankelende oogjes van de immer vriendelijke Vietnamese kinderen kijk, voel ik in mijn hart dat zij het recht hebben op een goede toekomst. Ik kan geen mensen zien lijden, mededogen ben ik verplicht aan mijn bodhisathva-idealen.

Indien ik geen verlenging van mijn visum kan bekomen, heb ik geen andere keuze dan op 15/8 het land te verlaten. Mogelijk ook niet zo een slecht idee om zelf weer even op krachten te komen en via het nemen van enige, tijdelijke afstand weer wat nieuwe ideeen te ontwikkelen. Misschien kan ik even tot rust komen bij mijn zoon in Thailand. Maar uitstel betekent geen afstel. Ik kan terugkomen en met hernieuwde energie terug aan de slag gaan. Ik moet inderdaad af en toe ook aan mezelf denken.

1 opmerking:

  1. he ivo!
    ben net aangekomen in hue, en wil je heel graag morgen bezoeken
    mn hotel is de hung vhong inn, tf 84 54 382
    HUNG VUONG str
    kijk ẻ echt nẩ uit!!!
    sys, j

    BeantwoordenVerwijderen