zaterdag 28 mei 2011

Die zogenaamde krekels kunnen soms plots opduiken in een boom vlak naast je en starten dan hun oorverdovend soort gesuis. Een vreemd fenomeen dat enkele minuten kan aanhouden en zich dan weer verplaatst. Slechts een van de betoverende gegevens van de prachtige Vietnamese fauna en flora die ergens gelijkenissen vertoont met die uit Sri Lanka. Al blijft dit laatste land vanwege zijn eilandstatus toch wel 'outstanding'.
Tot hiertoe bleven een enkele slang, een recht in mijn aangezicht vliegend reusachtig insect en veelsoortig gekleurde duizendpoten de enige, licht schrikwekkende contacten. Voor de rest heb ik enkel last van vervelend jeukende beten, veelvuldig toegebracht door een onbekend beestje. Ik krijg dan stevige blaasjes op mijn huid die gelukkig ook weer snel verdwijnen. Arenden zie je hier niet maar mijn aandacht wordt getrokken door een vreemd fluitende vogel. Zijn alsmaar herhalende, afdalende reeks 'muzieknoten' heb ik nog nergens anders gehoord.
Bananenbomen, palmbomen, de bodhiboom, samengebundelde, flink uit de kluiten gewassen bamboestruiken tesamen met vele andere soorten bomen en struiken waarvan ik de benaming niet ken, groeien weelderig. Zon en voldoende regenwater zorgen goed voor de groene natuur. Het mag een geluk genoemd worden dat de gevolgen van het ontbladeringsmiddel 'Agent Orange' hierdoor relatief snel gerestaureerd zijn.

In de steden en de minder druk bewoonde gebieden valt het op hoe proper en 'afvalbeheerst' de Vietnamezen zijn. Hier zie je, in tegenstelling tot landen als Sri Lanka en Nepal, vrijwel nergens hopen of rondslingerend zwerfvuil. Wel vuilniswagens en mannen en vrouwen die met karren of per fiets alles netjes komen ophalen. De stoepen in het gehucht rondom de pagoda liggen er niet al te best bij maar je hoeft niet bang te zijn in iets onbehoorlijks te trappen. Vietnam is en blijft een arm land maar doet zijn uiterste best om uit een diep dal te geraken. Vinh vertelde mij gisteren, toen hij mij andermaal kwam bezoeken, dat hij enkele jaren geleden nog bekertjes yoghurt voor enkele schamele dong moest venten en tegenwoordig al wat spaarcentjes op de bank heeft om een nieuwe motorfiets aan te  schaffen. De Vietnamezen zijn een vinnig volkje, klein en mager van gestalte maar kwiek en vinnig ogend. Die kleine gestalte maakt tevens deel uit van het feit dat ik mij hier goed voel want niet al te vaak over het hoofd gezien word. Let wel, ik wil dit volk niet totaal de hemel in prijzen want merk af en toe ook wel dat ze niet voor niets een historische reputatie van meedogenloosheid met zich meedragen. Het zijn taaie en zelfbewuste mensen die je niet al te zwaar op de tenen moet trappen maar je respect en vriendelijkheid makkelijk evenwaardig beantwoorden.

In het dorp waar ik momenteel verblijf is er een rouwcentrum en ook in het klooster is er een speciale ruimte voorzien voor ceremoniele afscheidsdiensten. Ik heb al enkele traditioneel boeddhistische begrafenissen gezien. De bevolking begraaft zijn dierbaren, er wordt niet gecremeerd zoals in de Indische cultuur. De familieleden dragen dan witte kleren met daarover een lang, doorschijnend wit gewaad, mannen en vrouwen bovendien een witte hoofdband. Er wordt gechant en in stoet over de straat getrokken. Binnen het boeddhisme betekent de dood een normale, bij het leven behorende gebeurtenis. Heel sereen om mee te maken. Binnen de kloostermuren zie je overal restanten van oude grafmonumenten maar ook nieuwe, heuse bouwwerken. Toen ik hier voor het eerst kwam, had men een pas overleden, jonge monnik (kanker naar verluid) net ter aarde besteld en was men juist begonnen aan het soort mausoleum dat bij zijn status paste. Dat is nu voltooid.
Al met al vind ik het leven hier intenser dan in het meer frivole Thailand. Maar dan ben ik alweer een oordeel aan het vellen. Slechte gewoontes leer je moeilijk af.

Tu Hieu telt ongeveer een zestigtal monniken waarvan de abt en zijn secondanten de enige oudere mannen zijn. Ik heb lang niet met elk van hen een verbaal contact. Mogelijk kiezen sommigen daar bewust voor, anderen omdat ze geen Engels spreken. Ik heb er bijgevolg het raden naar hoe deze mijn aanwezigheid beschouwen. Deze voormiddag vertelde Phap Chung mij echter spontaan, toen hij vernam dat ik overmorgen vertrek, dat ik als een welgekomen gast beschouwd word binnen de gemeenschap. Men apprecieert blijkbaar bijzonder mijn respectvolle houding en solitaire zitmeditaties in de grote hal. Vooral van een westerling, voegde hij er nog aan toe, in een adem mij prompt uitnodigend op de thee met zijn vrienden. Mijn schetsboekje ging vlot van de ene in de andere hand.
Aan de ingangspoort gaan de oudere vrouwen, van wie ik bij elke passage een flesje water koop, steeds vertrouwelijker met mij om. Het moet eerlijkheidshalve wel gezegd worden dat de oudere Vietnamezen doorgaans stugger zijn tegenover westerlingen. Mogelijk omdat zij de brutale bezetting van hun land door de Fransen en de Amerikanen nog in het geheugen hebben.

Gisterenavond (vrijdag, want de computer geeft weer eigenzinnig de verkeerde datum boven dit bericht) nam Vinh mij nog op de brommer mee om een pint te gaan drinken, een eind uit de buurt. Dat durf ik een enkele keer wel eens te doen want ik weet dat ik hem daar een plezier mee doe. Ik voel me daar stabiel genoeg voor en denk aan wat Jack Kornfield in 'Na het feest komt de afwas' schrijft: als je de afstand tussen jezelf en de niet praktiserende medemens niet te groot wil maken, kan je best af en toe met hen eens meedoen. Beheerst en op beperkte schaal en dus bleef het bij twee stuks. Vinh is een intelligent man met veel verantwoordelijkheidszin maar zijn onderwerp van gesprek is veelal geld. Dat begrijp ik best. Wanneer je de hele dag op zoek moet naar het broodnodige (geen klanten voor een rit betekent geen inkomen) om te overleven dan rest er weinig tijd om te filosoferen. Ik ben er mij stevig van bewust in een luxepositie te verkeren. Al zijn mijn wensen niet te hoog, ik kom niets tekort en kan buitenlandse reizen maken. Daar kan Vinh, en met hem zo goed als elke modale Aziaat, enkel maar van dromen. Dankbaarheid is hier op zijn plaats.

Deze avond deed Man Thong naar gewoonte mij weer uitgeleide tot aan de poort. Onderweg vonden we een zwaar gewond, stervend vleermuisje op de grond. Een prachtexemplaar, nooit geweten dat een dergelijk mooie en uiterst lief ogende soort van deze dieren bestond. We stonden beiden stil en met medeleven naar het zieltogend beestje in Thong's hand te staren. Volgens het boeddhisme kan je zelfs in een dergelijke situatie niet doden 'uit medelijden'. Daar kan ik mij mee verzoenen, echter niet zonder enige moeite. Thong heeft zich er verder over ontfermd. Begeleiden met liefde en warmte in het natuurlijk stervensproces noemen wij dat. Lijden is een onvermijdelijk gegeven in de kringloop van het bestaan. Je kan dat niet ontlopen, verdoven of verkorten zonder het 'bewustzijn' te verliezen. Ethisch moeilijke materie en dus veel stof om diep over te mediteren.

Aan tekenen kwam ik om de een of andere reden nog niet toe tijdens mijn verblijf in de pagoda maar vandaag is het mij wel gelukt om ineens drie interessante onderwerpen vast te leggen. Benieuwd wat mijn vrienden over het portret van Thich Nhat Hanh gaan vinden want dat vind ik zelf geslaagd. Mijn beoordeling van eigen werk (vooral bij portretten) en die van de toeschouwer klinkt niet altijd eensluidend. Vinh zal vermoedelijk weer zeggen dat ik hier munt kan uit slaan. Waarmee hij waarschijnlijk gelijk heeft maar ik voel daar de behoefte niet toe. Veel liever schenk ik mijn werk uit dankbaarheid weg. Fotocopieen dan want de originelen heb ik later nog nodig voor eventuele publicatie. Het op te richten centrum zal geld genoeg van doen hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten