zaterdag 21 april 2012

Na een nieuw 10-daags verblijf in Wat Pah Nanachat ben ik voor een dag, met overnachting, even terug in Ubon City. Daar het onmogelijk is om in het klooster op internet te gaan of telefoongesprekken te houden, vind ik het weerom interessant om na een normale retraiteperiode een stapje in de dagelijkse realiteit te maken.Terug in Thailand wil ik graag nog iets afspreken met Ward. Aangezien hij nog 'schoolvrij' is tot 20/5 en ik een visum heb tot 7/6 zit dat er nog in. Morgenvroeg trek ik echter weer het klooster in voor een nieuwe periode van 10 dagen. Het is de bedoeling mekaar omstreeks half mei ergens tussen Chantabury en Ubon te ontmoeten. Het bezoek van zijn moeder en haar zussen is dan verleden tijd en ons contact hoeft niet al te uitgebreid te zijn alvorens ik weer voor geruime tijd naar Vietnam vertrek.

Aanvankelijk vond ik er opnieuw de gebruikelijke stilte en ingetogenheid die ik er eerder kon genieten. Wat Pah Nanachat is geen plek voor nieuwkomers op het boeddhistische pad, er worden geen leringen gegeven, en bijgevolg staat het eenieder vrij te werken aan de eigen praktijk, in de veronderstelling dat je weet hoe je jezelf daar moet naar gedragen comform de monastieke regels en geplogenheden. Maar na enkele dagen bracht een droevige tijding daar enige verandering in. De 39-jarige Venerable Jottapanna, Canadees van geboorte, die ik bij mijn vorige verblijven  meermaals op 'pindabath' (almsronde) mocht vergezellen, kwam na zijn ochtendmeditatie ongelukkig en zwaar ten val op rotsachtig gesteente en overleed schielijk. Een plotse bloeddruk-val, het gevolg van dehydratatie of spectaculaire schommelingen in de bloedsuikerspiegel... feit is dat hij het bewustzijn moet verloren hebben en frontaal met het hoofd op de stenen is terechtgekomen. Het nieuws trof de hele sangha intens.

In de relatief jonge geschiedenis van Wat Pah Pong en Wat Pah Nanachat, beide opgericht door de charismatische Ajahn Chah, was dit slechts het derde overlijden van een monnik (niet 'disrobed' en dus nog in functie) in een periode van ongeveer 30 jaar. Het hele begrafenisritueel, met publieke crematie, moest snel voorbereid worden, temeer daar de heersende hitte daar noodzakelijkerwijze om vroeg. Dit bracht een begrijpelijke en somtijds verwarrende drukte met zich mee maar was tevens een uitstekende gelegenheid om heel direct stil te blijven staan bij de vergankelijkheid van het leven. We waren in de gelegenheid om, vanaf het wassen en afleggen van het stoffelijk overschot en via de verschillende stadia van decompositie, tot en met de verbranding, alles van nabij te volgen. Voor wie dat aankon. Ik verbaasde mezelf met het feit dat ik het daar niet zo moeilijk mee had. Eerder had ik al dit hele proces in de Tibetaans boeddhistische traditie meegemaakt in Kathmandu, Nepal.
In onze Westerse cultuur, die de dood liever doodzwijgt, zouden we dit eerder morbide vinden maar dat is niet meer dan een ontkenning van eenieders lot en bestemming.

Venerable Jottapanna, voor wie ik een speciale genegenheid koesterde tezamen met zijn en mijn beste vriend in het klooster, was net geen 40, de leeftijd waarop mijn vader overleed. Mijn opgroeiende jeugdjaren bleken een aaneenschakeling van ervaringen met de dood, geenszins makkelijk voor een kind maar wel een buitengewone opstap en behoefte naar meer spirituele achtergrond. Meer dan ooit besef ik dat het heengaan van mijn vader de kiem van mijn ontdekking en beleving van de dharma in zich hield. De dood neemt niets weg, hij geeft en creeert een nieuw begin.

Het mag tot de meest diepzinnige leringen van de Boeddha genoemd worden: geboren worden en sterven zijn slechts concepten van een denken dat de werkelijke realiteit niet kan bevatten. In weze wordt er niets geboren, noch sterft het. Het is slechts alles een interactie tussen verschijnen en verdwijnen van met mekaar verbonden fenomenen. Een boom wordt niet geboren nadat men een zaadje in de grond heeft gestoken. Hij ontstond niet autonoom en uit het niets. Evenmin sterft het zaadje wanneer het ontspruit tot een boom.
Dit valt niet te begrijpen met onze beperkte en discriminerende rationaliteit.We maken echter wel deel uit van deze realiteit die het dagdagelijkse overstijgt, of we dit willen aanvaarden of niet.  

Eigenlijk vond ik het allemaal getuigen van een aparte schoonheid. Somtijds wat gezwollen maar intens goed bedoeld. Ik kan me niet altijd volledig vereenzelvigen met elk aspect van het strenge Theravada-boeddhisme, met de epicure interpretatie van de Vinaya naar geest en letter. Maar niets of niemand verplicht me om in dit klooster te verblijven. Indien ik niet kan akkoord gaan met het heersende regime ben ik vrij om er weg te blijven. Ik verkies echter om deel te nemen aan het vele dat ik er wel goed vind en er het zwijgen toe te houden wanneer mijn arrogante kritiek me weer eens parten speelt.
Ik voel bijzonder respect voor de Duitse abt, Ajahn Kevali, die er steeds op wijst dat het niet om ons kleine ego draait en voor wie nederigheid geen loos begrip is. Maar het blijven Thich Nhat Hanh's leringen over 'interbeing' die me het meest motiveren.
Mijn toekomst, voor zover we daar kunnen of mogen over spreken, ligt hoogstwaarschijnlijk buiten de kloostermuren. Hoe ik me daar sterk moet houden zonder directe spirituele vrienden, blijft mijn grote vraag.

Tijdens de opbouw van de plek waar de crematie moest plaatsvinden, viel het me op hoe sterk de plaatselijke bevolking nog verbonden is met hun tradities. Zonder veel woorden bouwden enkele Thaise (Isaan-) mannen in een mum van tijd een bijzonder mooie en praktische brandstapel. Eenmaal aangestoken kwamen Thay's woorden duidelijk tot uiting: het vuur verdraagt en zuivert zonder oordeel of onderscheid zowel het goede als het kwade, het zuivere als het vervuilde, het mooie als het lelijke. Ook zo doet het water, de lucht en de aarde. Hier bestaat geen onderscheid of veroordeling. Siddhartha gooide de hele Indische samenleving ondersteboven door elk onderscheid in caste, tussen de brahmanas, ksatryas, vasyas, sudras en dalitas, te negeren. En uiteindelijk ook het onderscheid tussen mannen en vrouwen. Eenmaal het vuur hevig genoeg, zag je de 'couffin' opbranden en het lichaam verzwelgen. Wat resteert is asse, zowel van hout, plant, dier als mens. Het is deze ecologische component die, volgens mij, het boeddhisme kan opliften tot een aangepaste en eigentijdse spirituele behoefte. Een 21-ste eeuwse en aan de huidige noden aangepaste versie van een leer die zich ver boven elk sektarisch denken houdt. Geen oordelende religie, geen speculatieve filosofie, enkel een bewustmaking van de werkelijke oorzaken van het lijden. Een weg tot bevrijding, ontvoogding, een loskomen van elke totaliteit. Een doorprikken van de grote illusie die ego noemt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten