vrijdag 25 april 2014

Nadat ik maandag de pagoda verlaten heb, in het centrum van Hue ander voedsel kon nuttigen en terug kon slapen in mijn kamer met airco, verdween vrijwel onmiddellijk de hevig jeukende huiduitslag. Daar ik binnenkort graag wil terugkeren naar het klooster zit ik nu wel met een redelijk vervelend probleem. Ik kan best leven met een dagelijks vegetarisch menu, -kon dat zelfs relatief goed volhouden destijds in mijn thuisland-, maar de vervelende neveneffecten van de kloosterkeuken vragen naar een creatieve oplossing. Enkel weet ik niet hoe mij in die buurt te bevoorraden van gevarieerd fruit, andere groenten, yoghurt en dies meer. Er is slechts een piepklein winkeltje binnen loopafstand en daar verkoopt men deze zaken niet. Bovendien is de ventilator in mijn kloosterkamer niet in staat de broeierige hitte te verdrijven. De enig mogelijke oplossing die ik momenteel kan bedenken is gewoonweg de ongemakken te leren verdragen. Ik kan me daarbij levendig voorstellen hoe moeilijk het destijds moet geweest zijn voor Siddhartha en zijn leerlingen om te overleven onder de blote hemel van de Noord-Indische wouden.

Maar ik ben uiteraard geen Arahant, mogelijk tot zeer waarschijnlijk zelfs nog geen Sotapanna (streamenterer). Daarvoor is de af te leggen weg nog te lang. Tot nader orde durf ik me enkel maar een Uppasakha (lekenboeddhist) noemen. Zelfs eentje met nog altijd behoorlijk veel kilesa's (onzuiverheden) in gedachten, woorden en daden. Want zo ontstaan de meeste vormen van het menselijke 'lijden aan het leven': 1)door onwetendheid over of verdraaide inzichten in de werkelijke aard van het waarneembaar universum ( The 4 distortions of reality: de immer veranderlijke natuur der dingen als vast, onbeweeglijk of permanent zien, het niet-in-zichzelf-bestaan van alles verwarren met een imaginair en afgescheiden zelf, het lijden van zichzelf en anderen niet waarnemen omdat men enkel het eigen geluk nastreeft en het niet zo mooie als mooi zien omdat men niet verder kan kijken dan naar het uiterlijke, de verpakking of het flinterdun laagje verblindende vernis.), 2) door onze nimmer aflatende begeerte, het voortdurend op zoek gaan naar en vasthaken aan de objecten van die begeerte, 3) door onze aversie, kwaadheid en irritatie die ons telkens opnieuw in botsing brengen met de anderen en die ons beletten een onwankelbare tevredenheid en evenwicht te ervaren in ons hart.

Al voel ik ergens diep in mezelf, -of zo je het intuitief wil noemen-, dat dit alles wezenlijk klopt, strookt met wat ik als werkelijk ervaar en bovendien verstandelijk als zijnde pragmatisch en rationeel beschouw, blijven al die door de tijd heen opgebouwde conditioneringen me parten spelen. Ik zou dit willen vergelijken met een kostbaar kleinood dat men ter bescherming in onooglijk veel krantenpapier heeft gewikkeld. Je moet eerst door die enorme troep waardeloos papier vooraleer je uiteindelijk vindt waar het echt om gaat. Indien je jezelf echter blijft blindstaren op de glinsterend verpakte doos, ontgaat je de diep verborgen schat. Ik vermoed dat ik dat nu al wel doorheb maar nog altijd bezig ben met het uitpakken en verwijderen van het krantenpapier (die massa's verwarrende informaties die men dagelijks over ons uitspreidt met de vermelding dat het publiek recht heeft op 'geinformeerd te zijn'). Bijgevolg zit ik nog altijd te puzzelen met al die proppen afval om me heen.

Maar toch, met dank aan de dikwijls waardevolle teksten van Herman Van Veen: "We zullen doorgaan!" Van deze Nederlandse kleinkunstenaar onthoud ik ook de volgende wijze woorden: " Al wat ik heb, heb ik van een ander. Al wat ik ben, ben ik voor een ander." Dat vind ik er pal bovenop, al weet ik niet meteen of hij zijn teksten zelf schreef.

Toch ook nog even dit: Thuong (mijn 'kotbazin') gaf me onlangs de mooi vormgegeven brochure cadeau met het volledige programma van het afgelopen cultuurfestival in Hue. Blijkbaar deelden 36 landen, naast gastland Vietnam, in het thema: 'Cultureel patrimonium met integratie en ontwikkeling'. Groot was mijn verbazing (en ingetogen fierheid) toen ik Belgie als eerste land vermeld zag in het rijtje van deelnemers (natuurlijk omwille van de alfabetische rangorde, maar toch...). Bijgevolg opent deze smaakvolle publicatie, waarin elke vertegenwoordiging voorgesteld wordt met mooie kleurfoto's en voorzien van tekst en uitleg in 3 talen (Vietnamees, Engels en Frans), met 'De steltenlopers van Merchtem (een bijzonder gesmaakt straatoptreden) en een concert van de Brusselse muzikant en 'Enfant Terrible' Benjamin Schoos. Daardoor werd Belgie, als enig land naast Frankrijk, Japan, Rusland en Korea, vertegenwoordigd met meer dan 1 voorstelling.
Voor zover ik dat persoonlijk ervaar 'klikt' het goed tussen Vietnamezen en Belgen. We delen een verleden van buitenlandse overheersingen en dat maakt een volk niet enkel sterker maar ook rijker in de bescherming en kruisbestuiving van zijn cultureel erfgoed.

Nu ik er begin aan te twijfelen of het wel Herman Van Veen was die "We zullen doorgaan" heeft gezongen, daagt het mij dat dit waarschijnlijk Ramses Shafy moet geweest zijn. In tegenstelling tot de Vlaamse kleinkunst van weleer, met zijn vrij povere teksten, vond ik de liedjes van Bram Vermeulen, Boudewijn de Groot, Herman Van Veen, Ramses Shafy en vele anderen wiens naam ik vergeten ben, grote kunst. Het lied waarin Boudewijn de Groot zingt over zijn spullen die langzamerhand over vele Europese steden verspreid zijn geraakt, begint voor mij een soortgelijke realiteit te krijgen. Al is dit dan op een andere schaal, onlangs liet ik nogal wat (kleine) zaken achter in UdonThani en Vientiane, momenteel bewaren Chua Quy Thien en Minh Tam guesthouse zelfs grotere stukken van mijn bagage. Het leven van een bohemien artiest en dat van een thuisloos boeddhistisch reiziger kan soms raakvlakken vertonen. Niets staat op zichzelf.            

Geen opmerkingen:

Een reactie posten